In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen AVH Machinebouw B.V. en een vennootschap die zich bezighoudt met de teelt van bloembollen. AVH had een rooimachine vervaardigd voor de gedaagde partij, maar de levering van deze machine heeft langer geduurd dan redelijkerwijs te verwachten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen juridische oplevering heeft plaatsgevonden op de datum waarop de machine door de gedaagde werd opgehaald. Dit was van belang voor de beoordeling van de vorderingen van AVH in conventie, die een betaling van het restant van de aanneemsom vorderde. De rechtbank oordeelde dat de vordering van AVH niet opeisbaar was, omdat de oplevering niet had plaatsgevonden en dat AVH in verzuim was geraakt door de verregaande overschrijding van de leveringstermijn.
In reconventie heeft de gedaagde partij ontbinding van de overeenkomst gevorderd, wat de rechtbank toewijsbaar achtte. De rechtbank oordeelde dat AVH in verzuim was geraakt, omdat zij niet tijdig had geleverd en de machine gebreken vertoonde. De rechtbank heeft de overeenkomst ontbonden en AVH veroordeeld tot terugbetaling van het door de gedaagde betaalde bedrag, verminderd met een bedrag voor het gebruik van de machine. Daarnaast heeft de rechtbank AVH veroordeeld tot schadevergoeding voor de kosten die de gedaagde heeft gemaakt voor het inhuren van loonwerkers.
De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij toegewezen, omdat AVH grotendeels in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken over leveringstermijnen en oplevering in contractuele relaties, vooral bij de vervaardiging van maatwerkproducten.