In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door M. Akalin van Flight Claim, een verzoek ingediend tegen Deutsche Lufthansa A.G. vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Miami naar Amsterdam via Frankfurt op 11 en 12 augustus 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder, Deutsche Lufthansa, betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de grondafhandeling opschortten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijs geleverd van de weersomstandigheden, waaronder regen, onweer en mist, die de grondafhandeling hebben beïnvloed. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is gegeven door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.