ECLI:NL:RBNHO:2020:10222

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor bouw van appartementen in Krommenie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van 10 appartementen aan de Vlusch 5 te Krommenie. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. J. Rutteman, stelde dat het bouwplan in strijd was met zijn privacy en dat het bouwplan overlast zou veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de ruimtelijke gevolgen van het bestemmingsplan Krommenie, waaronder de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage, reeds waren afgewogen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Aangezien het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan, was er geen ruimte om de belangen van eiser bij de verlening van de omgevingsvergunning te wegen. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor overlast geen reden was om de vergunning te weigeren en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
(gemachtigde: mr. drs. J. Rutteman)
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder,
(gemachtigde: mr. F.P. Brouwer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Inverdan Ontwikkelcombinatie B.V.,hierna: Inverdan,
gemachtigde: mr. J.J. de Boer.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2018 heeft verweerder aan Inverdan een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 10 appartementen aan de Vlusch 5 te Krommenie en het maken, hebben, veranderen of het gebruik te veranderen van een uitweg.
Bij besluit van 13 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 3 december 2018 in stand gelaten met wijziging van de grondslag voor het onderdeel parkeren, alsmede wijziging van het aantal parkeerplaatsen (negen in plaats van acht). Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de externe hoor- en adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften in de gemeente Zaanstad.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2020. Ter zitting is eiser verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegen-woordigen door zijn gemachtigde. Zij werd vergezeld door collega’s B. Malloul en R. Visser. Voorts is de gemachtigde van Inverdan verschenen. Hij werd vergezeld door [naam 1] en [naam 2] , beiden [functie] van Inverdan. Ter zitting is deze zaak gezamenlijk behandeld met het beroep van [naam 3] en [naam 4] (HAA 19/3433).

Overwegingen

1. Voor de relevante wetsartikelen verwijst de rechtbank naar de bijlage welke integraal onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser zelf (digitaal) beroep heeft ingesteld op 17 juli 2019, waarbij hij meteen een aantal beroepsgronden heeft geformuleerd. Daarna heeft mr. drs. J. Rutteman zich als gemachtigde gesteld voor eiser, maar Rutteman heeft in deze zaak geen beroepsgronden ingediend. De rechtbank zal hierna de door eiser aangevoerde beroepsgronden bespreken.
3. De omgevingsvergunning ziet op de bouw van 10 appartementen aan de Vlusch 5 te Krommenie. Het bouwplan bestaat uit twee gebouwen. Het ene gebouw staat aan de Vlusch 5; het andere aan de Hermesstraat. Beide gebouwen worden verbonden met een loopbrug. Eiser woont op [perceel] .
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) genoemde weigeringsgronden van toepassing zijn en dat hij derhalve gehouden was de omgevingsvergunning te verlenen.
5. Niet in geschil is dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Verder is niet in geschil dat aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de Bouwverordening van de gemeente Zaanstad en het Bouwbesluit 2012. Met betrekking tot de beslissingsbevoegdheid van verweerder een omgevingsvergunning voor bouwen te verlenen, geldt het zogeheten limitatief-imperatief stelsel. Dit houdt in dat een omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien sprake is van één of meer van de in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, van de Wabo opgesomde weigeringsgronden. Daaruit volgt dat indien geen van genoemde weigeringsgronden van toepassing is verweerder gehouden is de omgevingsvergunning te verlenen.
6. Eiser voert aan dat sprake is van schending van zijn privacy als gevolg van het bouwplan. Het bouwplan wordt te hoog en zal licht en zon blokkeren. Voorts vreest hij voor geluidoverlast en lichtoverlast doordat minimaal 20 mensen op één plek wonen. Na plaatsing van de nieuwbouw kan hij geen onderhoud meer plegen aan zijn pand. Eiser stelt voor een etage er af te halen en de balkons te verplaatsen naar de andere kant.
7. Vorenstaande kan niet kan leiden tot de conclusie dat de omgevingsvergunning niet kon worden verleend. Ruimtelijke gevolgen van de op grond van het vigerende bestemmingsplan Krommenie toegestane maximale bouwhoogte, het maximaal toegestane bebouwingspercentage van 70% en van het feit dat meerdere woningen op het perceel zijn toegestaan, moeten worden geacht (in abstracto) te zijn afgewogen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Nu het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, is er geen ruimte om de bij het bouwplan betrokken belangen (waaronder de privacy van eiser) af te wegen bij verlening van de omgevingsvergunning. Vrees voor overlast kan ook geen reden zijn om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. De naar voren gebrachte argumenten kunnen geen afbreuk doen aan het gegeven dat geen van de in artikel 2.10 van de Wabo aangehaalde weigeringsgronden van toepassing zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De beroepsgrond van eiser dat in geval van een calamiteit de bewoners van de nieuwbouw bij brand er maar aan één kant uit kunnen, kan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Indien en voor zover het er al voor zou moeten worden gehouden dat sprake is van strijd met de in het Bouwbesluit 2012 neergelegde brandveiligheidseisen strekken deze regels (bij de beoordeling van de vergunbaarheid van het bouwplan) kennelijk niet tot bescherming van de belangen van eiser (zie artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht).
9. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.