ECLI:NL:RBNHO:2020:10328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/15/310275 / KG ZA 20-665
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op vonnis in kort geding inzake toestemming voor overdracht erfpachtrecht aan Islamitische Stichting Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 december 2020 een aanvulling gegeven op een eerder vonnis van 30 november 2020. De eiser, Undae Real Estate B.V., heeft een kort geding aangespannen tegen Schiphol Real Estate B.V. (SRE) om toestemming te verkrijgen voor de overdracht van het erfpachtrecht van een pand aan de Islamitische Stichting Nederland (ISN). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat SRE onterecht de goedkeuring voor deze overdracht heeft geweigerd. SRE had als argument aangevoerd dat ISN in verband wordt gebracht met ongewenste buitenlandse beïnvloeding, wat volgens de rechtbank niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van Undae bij de verkoop van het pand groot is, vooral gezien de financiële gevolgen voor de D-GA van Undae. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de enkele verwijzing naar de zorgen over ISN geen redelijke grond vormt om de toestemming te weigeren. De rechtbank heeft SRE opgedragen om binnen een bepaalde termijn de benodigde toestemming te verlenen voor de overdracht van het erfpachtrecht aan ISN, en heeft SRE veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

aanvulling vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/310275 / KG ZA 20-665
Aanvulling op vonnis in kort geding van 30 november 2020
datum aanvulling 11 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNDAE REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. M. de Wijs te Leiden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. de Groot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Undae en SRE genoemd worden.
Het navolgende bevat een aanvulling van het op 30 november 2020 in deze zaak gewezen (zg. kop-staart)vonnis. Beide documenten laten zich samen lezen als een volledig vonnis in kort geding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding met in totaal 23 producties
  • de e-mail van 26 november 2020 met 5 producties
  • de pleitnota van Undae
  • de pleitnota van SRE.
  • de mondelinge behandeling
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [naam] , directeur van Undae
  • [naam] , gevolmachtigde Vakif BV
  • [naam] , gevolmachtigde van de Islamitische Stichting Nederland (Hollanda Diyanet Vakfi)
  • mr. De Wijs voornoemd
  • [naam] , portfolio manager (erfpacht) van SRE
  • [naam] , bedrijfsjurist van SRE
  • [naam] , gevolmachtigde van SRE
  • mr. De Groot voornoemd
  • mr. A.E.M. Langerhuizen, kantoorgenoot van mr. De Groot.

2.De feiten

2.1.
Undae is een vennootschap met thans als enige activiteit het houden van een pand te Schiphol aan de [adres] (hierna: het pand). In het pand dreef Undae voorheen een onderneming op het gebied van diverse vormen van medisch vervoer (waaronder repatriëring).
2.2.
SRE is een onderneming die zich bezighoudt met het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of genot geven van registergoederen. SRE heeft de grond onder en rondom het pand in eigendom. Enig aandeelhouder van SRE is Schiphol Nederland B.V.
2.3.
Tussen partijen zijn twee overeenkomsten gesloten:
1. een overeenkomst tot Vestiging van de erfpacht van 30 december 1998 (hierna: de akte van erfpacht) inzake de grond onder het pand, en
2. een Grondhuurovereenkomst parkeerterrein te Schiphol Noord (hierna: de Grondhuurovereenkomst) inzake de grond rondom het pand ten behoeve van extra parkeerplaatsen.
2.4.
In de akte van erfpacht is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
7. Bestemming.
(…)
7.2.
Zonder voorafgaande goedkeuring van de eigenaar[voorzieningenrechter: SRE]
is een gebruik van de onroerende zaak, het gebouw en/of de erfpacht in afwijking van de bestemming niet toegestaan.
7.3.
Op de onroerende zaak en in het gebouw zullen alleen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die direct verband houden met het luchtvaartwezen, dan wel die – naar het oordeel van de eigenaar – van belang zijn voor een goed functioneren van de luchthaven.

8.VervreemdingBezwaringIngebruikgeving

8.1.
Zonder voorafgaande goedkeuring van de eigenaar is de erfpachter niet bevoegd de onroerende zaak en/of het gebouw en/of de erfpacht geheel of gedeeltelijk:
(…)
c. over te dragen of toe te delen,
dan wel overeenkomsten aan te gaan die kunnen leiden tot het verrichten van de hiervoor vermelde rechtshandelingen.
(…)
8.5.
Zonder voorafgaande goedkeuring van de eigenaar is de erfpachter niet bevoegd:
a. de onroerende zaak en/of het gebouw en/of de erfpacht geheel of gedeeltelijk te verhuren;
(…)
dan wel overeenkomsten aan te gaan die kunnen leiden tot het verrichten van de hiervoor vermelde rechtshandelingen.
8.6.
Bij het verzoek tot verlening van goedkeuring als in dit nummer 8 bedoeld zal een definitief ontwerp van de desbetreffende akte, die voldoet aan het in deze akte bepaalde, aan de eigenaar worden overgelegd.
De eigenaar zal de erfpachter met bekwame spoed meedelen of de goedkeuring wordt verleend of dat de goedkeuring wordt geweigerd.
(…)
9. Weigeren goedkeuring. Overgang van zeggenschap over de onderneming. Verplichte aanbieding.
9.1.
De eigenaar zal een gevraagde goedkeuring als sub 8 bedoeld alleen op redelijke gronden weigeren, welke weigering gemotiveerd en schriftelijk zal worden meegedeeld.
(…)
2.5.
Bij e-mail van 27 februari 2020 heeft de verkoopmakelaar van Undae (Schipholland) onder meer het volgende aan SRE medegedeeld:
(…)
Nogmaals dank voor het gesprek van 21 februari jongsleden en de indicatie voor de afkoop van de erfpacht.
(…)
In ons gesprek bevestigde je dat er van de zijde van SRE geen bezwaren zijn tegen de vestiging op de [adres] van een uitvaartcentrum met een mortuarium en dienstverlening op het gebied van repatriëring van overledenen van en naar Nederland.
Het huidige mortuarium op Schiphol Centrum heeft volgens jou alleen exclusiviteit betreffende overledenen die als “verdacht” worden beschouwd en in een “beveiligde” omgeving moeten verblijven.
Wij zullen nu met Peter van Graas en de geïnteresseerden een gesprek aangaan en houden je op de hoogte omtrent de voortgang.
(…)
2.6.
Bij e-mail van 3 november 2020 heeft de (de zoon van de directeur van) Undae onder meer het volgende aan SRE medegedeeld:
(…)
De koper waarmee we in gesprek zijn heeft als tweede eis gesteld dat SRE formeel geen bezwaar heeft tegen haar bedrijfsactiviteiten. Nu betreft het een partij waar we eerder mee in gesprek waren, echter die is afgehaakt vanwege de hoogte van de erfpacht. Nu dit is afgekocht heeft de potentiële koper te kennen gegeven de transactie met ons te willen afronden. Vanwege de eerder getoonde interesse, begrijp ik onze makelaar (zie email bijgevoegd) dat de vestiging van een uitvaartcentrum met een mortuarium en dienstverlening op het gebied van repatriëring van overledenen van en naar Nederland geen punt is. Ik ga er daarom vanuit dat de activiteiten akkoord zijn, echter wat zou je nog meer van ons nodig hebben om de conditie op te laten nemen in de koopovereenkomst?
(…)
2.7.
Bij e-mail van 6 november 2020 heeft SRE onder meer het volgende aan de (de zoon van de directeur van) Undae geschreven:
(…)
Wat betreft het gebruik gaan wij er nog steeds van uit dat een mortuarium als beschreven prima past. Voordat wij formeel goedkeuring kunnen verlenen dienen wij een formeel verzoek te ontvangen tot overdracht van de erfpachtakte (cf. de bepalingen in de akte) en dient bekend te zijn wie de partij is, zodat wij ook een customer due diligence e.d. kunnen uitvoeren.
(…)
2.8.
Bij brief van 16 november 2020 heeft (de verkopend makelaar namens) Undae conform artikel 8.1 onder c. van de akte van erfpacht goedkeuring gevraagd aan SRE tot verkoop van het pand aan ISN, die voornemens is het pand te verhuren aan Vakif B.V. (Vakif Uitvaartonderneming, hierna: Vakif). In dat verzoek is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Wij verzoeken u namens eigenaresse om goedkeuring tot verkoop aan de Islamitische Stichting Nederland (Hollandia Diyanet Vakfi). De Islamitische Stichting Nederland (Hollandia Diyanet Vakfi) zal op haar beurt het gebouw direct door verhuren aan Vakif B.V. (Vakif Uitvaartonderneming) waarvan zij enig aandeelhouder is. De betreffende uittreksels Kamer van Koophandel sturen wij mee als bijlage.
Het gebouw zal worden gebruikt als mortuarium en rouwcentrum ten behoeve van overledenen die via de Luchthaven Schiphol gerepatrieerd worden. De bedrijfsruimte zal gebruikt worden voor koeling van de overledenen en er komen 2 wasplaatsen voor de overledenen.
De kantoren zullen worden gebruikt als kantoren, separate ontvangstruimte voor heren en dames, separate gebedsruimte voor heren en dames en kantine.
De parkeerplaatsen zullen worden gebruikt als parkeerplaatsen.
Tevens zal Undae Real Estate B.V. de grond met parkeerplaatsen (aan partijen genoegzaam bekend) verhuren aan de Islamitische Stichting Nederland (Hollandia Diyanet Vakfi).
(…)
2.9.
Undae heeft het pand verkocht aan ISN. In de daartoe opgestelde koopovereenkomst van 18 november 2020 is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Artikel 5: Feitelijke levering, staat van het verkochte
(…)
5.6
(…)
3.
Het verkochte is door verkoper gebruikt als:bedrijfsgebouw.
Koper is voornemens het verkochte te gebruiken als:uitvaartcentrum inclusief mortuarium.
(…)
Artikel 13: Ontbindende voorwaarden
13.1
Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, ontbonden (kunnen) worden zonder vergoeding en/of compensatie van schade of kosten aan een der partijen in elk van de volgende gevallen:
1.
als koper niet uiterlijk op30 november 2020van deNV Luchthaven Schipholde benodigde vergunningen en toestemmingen onherroepelijk heeft verkregen voor het gebruik van het verkochte. Koper zal ter verkrijging van de vergunning al het hem mogelijke verrichten.
Op vervulling van een in lid 1 van dit artikel gemelde voorwaarde kan slechts koper zich beroepen. Dit beroep dientuiterlijk één dagna de in lid 1 genoemde datum te zijn ontvangen door de verkoper of diens makelaar door middel van een schriftelijke mededeling onder overlegging van voldoende bewijsstukken.
(…)
2.10.
Bij brief van 23 november 2020 heeft SRE onder meer het volgende aan Undae medegedeeld:
(…)
In reactie op uw verzoek moeten wij u helaas mededelen dat wij geen toestemming kunnen verlenen voor de voorgenomen rechtshandeling. Dit naar aanleiding van de navolgende bezwaren:
1.)
Schiphol Real Estate B.V. (SRE) hanteert bij de toetreding van nieuwe partijen een strikte Customer Due Diligence (CDD) procedure. Op basis van de ons beschikbare (openbare) informatie is de door u voorgestelde partij ISN hier negatief uitgekomen.
Graag verwijzen wij in dit kader naar het door de Tweede Kamer der Staten Generaal gepubliceerde rapport d.d. 25juni 2020 “(on)zichtbare invloed: verslag parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen.
2.)
Het daadwerkelijke gebruik is onvoldoende duidelijk. SRE maakt zich – als eigenaar van het gebied – zorgen over de functie ‘uitvaart-/rouwcentrum’ in relatie tot het genoemde mortuarium. Waar een mortuarium passend lijkt is het binnen dit gebied nadrukkelijk niet wenselijk dat hier een uitvaart- en/of rouwcentrum wordt gerealiseerd, mede gezien dit gebruik teveel afwijkt van het gebruik dat ter plaatse passend is gelet op de overige functies in dit specifieke gebied, de belangen van onze huurders en erfpachters ter plaatse en de verkeer aantrekkende werking van uitvaart- en/of rouwdiensten. Om deze redenen zouden wij een nieuwe gronduitgifte met dit gebruik ook afwijzen.
Op basis van bovenstaande kunnen wij niet anders dan geen toestemming verlenen.
(…)
2.11.
Bij e-mail van 25 november 2020 heeft Vakif aan Undae onder meer het volgende geschreven:
(…)
[adres] zal door Vakif BV geëxploiteerd worden. Vakif BV doet dit al vanaf 1996 en maakt hierbij ook gebruik van de faciliteiten van Mortuarium Schiphol. Het pand zal als bewassingsruimte en voor het klaarmaken van de kisten voor repatriëring gebruikt worden . Het wordt geen afscheidscentrum.
(…)

3.Het geschil

3.1.
Undae vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
Schiphol Real Estate B.V. te gebieden om op uiterlijk 30 november 2020, dan wel binnen 2 dagen na betekening van uw vonnis, toestemming te geven aan UNDAE Real Estate B.V. voor overdracht van het (in productie 4 genoemde) erfpachtrecht aan de stichting ‘Islamitische Stichting Nederland (Hollanda Diyanet Vakfi);
II.
Schiphol Real Estate BV. te gebieden om op uiterlijk 30 november 2020, dan wel binnen 2 dagen na betekening van uw vonnis, alle redelijkerwijs door de notaris (mr. [notaris] ) verlangde medewerking te verlenen aan overdracht van het erfpachtrecht aan de stichting ‘Islamitische Stichting Nederland (Hollanda Diyanet Vakfi)’, en de daarvoor vereiste notariële akte;
III.
Te bepalen dat indien het onder 1 bepaalde niet binnen 14 dagen na betekening wordt nagekomen, dat uw vonnis dan geldt als rechtelijke machtiging aan notaris mr. [notaris] voor het namens Schiphol Real Estate B.V. passeren van een notariële akte waarmee de overdracht van het erfpacht recht zoals hiervoor onder 1 is bedoeld, te realiseren;
IV.
Het onder 1 en II gevorderde op straffe van een door Schiphol Real Estate B.V. verschuldigde een dwangsom van C 25.000,00 per dag of een gedeelte daarvan met een maximum van € 500.000,-;
V.
Subsidiair: een maatregel te treffen die U Edelachtbare als voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van UNDAE Real Estate BV.;
Zowel primair als subsidiair:
VI.
Schiphol Real Estate B.V. te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar vordering legt Undae – samengevat – ten grondslag dat voor de verkoop van het pand de goedkeuring van SRE vereist is, welke goedkeuring SRE ingevolge artikel 5:91 lid 4 BW slechts op redelijke gronden mag weigeren. In strijd met eerder gewekte verwachtingen heeft SRE de goedkeuring geweigerd, terwijl zij daarvoor geen redelijke grond heeft. De door SRE aangedragen gronden zijn weinig concreet, niet onderbouwd en onvoldoende duidelijk. Zij heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat het pand op 30 november 2020 geleverd dient te worden, bij gebreke waarvan Undae aansprakelijk is voor eventuele schade van de koper van het pand, aldus Undae.
3.3.
SRE voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen omdat op grond van artikel 5:91 lid 4 BW de kantonrechter (naar de voorzieningenrechter begrijpt: exclusief) bevoegd is tot het geven van een machtiging ter vervangende toestemming. Indien de voorzieningenrechter wel bevoegd mocht zijn, ontbreekt een spoedeisend belang aan de zijde van Undae, nu het pand al 3 jaar leeg staat. Dat de leveringsakte op 30 november 2020 dient te worden gepasseerd, is een omstandigheid die Undae zelf heeft gecreëerd, zodat dat geen rechtens te respecteren spoedeisend belang oplevert.
Inhoudelijk is bovendien geen sprake van het weigeren van toestemming zonder redelijke gronden, omdat SRE haar beslissing om de verzochte goedkeuring niet te verlenen schriftelijk en gemotiveerd aan Undae heeft medegedeeld, welke beslissing is gestoeld op een tweetal zelfstandig dragende gronden, te weten: (1) het risico van ongewenste beïnvloeding (door ISN), en (2) het voorgenomen gebruik van het erfpachtperceel (door Vakif). Dit levert voor SRE zwaarwegende bezwaren op tegen het aanvaarden van ISN als erfpachter. De motivering van de weigering door SRE voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het weigeren van ISN is derhalve niet onredelijk, aldus SRE.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De navolgende rechtsoverwegingen strekken tot vervanging van de overwegingen 4.1. t/m 4.9 in het kop-staart vonnis van 30 november 2020

Bevoegdheid
4.1.
De voorzieningenrechter acht zich bevoegd van het geschil tussen partijen kennis te nemen. De omstandigheid dat de kantonrechter ter zake de bevoegde bodemrechter is, staat daaraan niet in de weg. Dat geldt ook voor de aard van de in de bodemprocedure aan de orde zijnde aangelegenheid. Er is geen reden om wat betreft de onderhavige geschilmaterie af te wijken van het algemene uitgangspunt dat voor aangelegenheden waarvoor de wet specifiek voorziet in een rechtsingang bij een bodemrechter bij (voldoende) spoedeisend belang ook de kort geding rechter ex artikel 254 Rv. bevoegd is.
Spoedeisend belang
4.2.
Dat spoedeisend belang is hier aanwezig. De ter zake door Undae met ISN gesloten koopovereenkomst bevat de hiervoor sub 2.10. aangehaalde ontbindende voorwaarde. In de dagvaarding is betoogd dat ISN met een beroep op deze voorwaarde de koopovereenkomst kan ontbinden indien er op 30 november 2020 geen goedkeuring voor het gebruik van het verkochte is verleend. Dat is door SRE niet bestreden. Zij heeft wel opgemerkt dat Undae zichzelf in de positie heeft gebracht waarin dit beroep dreigt, door deze datum op 6 november 2020 op te nemen in een koopovereenkomst terwijl zij wist dat er een formele procedure gevoerd diende te worden waarvan zij de loop niet zelf in de hand had en zij bovendien wist of had moeten beseffen dat zij door het aandragen van ISN als koper niet zonder meer op goedkeuring kon rekenen. Verder heeft SRE erop gewezen dat in de aangehaalde bepaling is gestipuleerd dat het aan de koper, ISN, is om ter verkrijging van de vergunning het nodige te verrichten en dat zij SRE, ter zake geen enkel verzoek van ISN heeft ontvangen.
4.3.
Aan SRE kan worden toegegeven dat de bepaling bevreemding wekt. De tekst van de bepaling wekt de indruk dat deze ziet op geheel andere toestemmingen dan de toestemming die in dit geding aan de orde is. Undae en SRE hebben ter zitting echter laten weten dat bij opname van deze bepaling wel degelijk de bedoeling heeft voorgezeten om niet-verlening van laatstgenoemde toestemming als grond voor ontbinding op te nemen. Verder hebben zij opgemerkt dat zij de redactie van een en ander aan de door Undae ingeschakelde makelaar hebben overgelaten. ISN heeft daaraan toegevoegd dat haar huurder haast heeft, omdat deze vanwege de momenteel groeiende vraag naar repatriëringen een capaciteitstekort heeft en het betrokken pand zo snel mogelijk in gebruik wil nemen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden niet ontkend kan worden dat Undae een spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van een voorlopig oordeel over de stellingname van SRE aangaande de gevraagde toestemming en, indien dat oordeel daartoe een toereikende legitimatie bevat, ook bij de gevraagde voorzieningen.
De voorzieningenrechter volgt SRE niet in de opvatting dat de hiervoor sub 4.2 weergegeven tegenwerpingen leiden tot verwerking van het recht van Undae om zich op de spoedeisendheid van haar belang te beroepen. SRE heeft al maanden geleden de indruk gewekt dat het voorgenomen gebruik van het pand geen probleem zou zijn. Ter zitting is dat ook gebleken. En, zoals in het navolgende nog uitvoeriger zal worden gemotiveerd, past het in het algemeen niet om van partijen die aan het rechtsverkeer deelnemen te verlangen dat zij rekening houden met de mogelijkheid dat een islamitische koepelorganisatie als ISN door een entiteit als SRE wordt beschouwd als een partij waarmee geen zaken kan worden gedaan.
Ten gronde
Inleidende opmerkingen
4.5.
SRE heeft toestemming voor overdracht van het erfpachtrecht geweigerd op twee zelfstandig dragende gronden:
In artikel 7.3 van de akte van erfpacht is bepaald dat op/in de onroerende zaak alleen bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden die direct verband houden met het luchtvaartwezen dan wel die, naar het oordeel van SRE, van belang zijn voor het goed functioneren van de luchthaven. Naar het oordeel van SRE voldoet een gebruik als mortuarium aan deze omschrijving, maar een gebruik als rouw-/uitvaartcentrum niet;
uit een door SRE uitgevoerd onderzoek en uit overige openbare en algemeen toegankelijke bronnen volgt dat ISN stelselmatig in verband wordt gebracht met buitenlandse beïnvloeding. Het staat een onderneming als SRE, met een semi-publieke functie, die als privaatrechtelijk grondeigenaar eigen keuzes dient te maken ten aanzien van de partijen met wie zij zaken doet, vrij om conclusies te verbinden aan zelfs maar ‘enige schijn’ van ongewenste buitenlandse beïnvloeding, zodat weigering op grond van de genoemde vaststelling niet onredelijk is, aldus nog steeds SRE.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het beoogde gebruik van het pand door de aspirant-huurder (Vakif, een 100% dochteronderneming van ISN) als volgt is omschreven:

Het pand zal als bewassingsruimte en voor het klaarmaken van de kisten voor repatriëring worden gebruikt. Er zullen islamitische gebedsruimten in het pand komen, die zeer vergelijkbaar zijn met wat het ‘luchthavenpastoraat’ aanbiedt. Het wordt geen afscheidscentrum”.
Ter zitting heeft SRE beaamd dat haar bezwaar niet ziet op dit gebruik als zodanig.
Artikel 8.5 van de akte van erfpacht biedt SRE de mogelijkheid om zich te verzetten tegen strijdig gebruik van het gebouw door de huurder door aan de toestemming voor de verhuur gebruik-beperkende voorwaarden te verbinden. Zoals SRE ter zitting ook heeft beaamd, heeft zij voldoende juridische mogelijkheden om gebruik in strijd met de akte van erfpacht effectief te voorkomen. Dat betekent dat het werkelijke bezwaar van SRE alleen ziet op de
identiteitvan de koper.
4.7.
Uitgangspunt bij de beoordeling van dat bezwaar moet zijn dat SRE een dochter-onderneming is van Schiphol Nederland B.V., die weer een dochter is van de Royal Schiphol Group N.V. (‘Schiphol’), een semi-publieke instelling die zich voornamelijk toelegt op de behartiging van het publieke belang van (onder meer) exploitatie, instandhouding en verdere ontwikkeling van een nationale luchthaven. De Nederlandse staat houdt de meerderheid van de aandelen. SRE wordt door Schiphol gebruikt als privaatrechtelijk vehikel om een openbaar belang te dienen. Als zodanig gelden voor haar de fundamentele behoorlijkheidsnormen die ook voor het handelen van Schiphol gelden. Daartoe behoren in ieder geval het respecteren van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en het handelen in overeenstemming met Nederlandse fundamentele rechtsbeginselen.
standpunt SRE omtrent ISN
4.8.
SRE heeft erop gewezen dat ISN bij de door Schiphol gehanteerde Customer Due Diligence negatief scoort. Dit CDD-onderzoek is een vormvrij onderzoek, dat zich richt op een aantal parameters zoals onder meer financiën, integriteit, solvabiliteit, (veiligheids)risico’s en reputatie. Uit dit onderzoek kwamen de resultaten van de recente onafhankelijke rapportage van de onderzoekscommissie van de Tweede Kamer d.d. 25 juni 2020: “
(On)zichtbare invloed: verslag parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen” volgens SRE prominent naar voren. ISN wordt daarin in verband gebracht met buitenlandse beïnvloeding.
4.9.
SRE stelt SRE wijst erop dat ISN is in het kader van het onderzoek, als een van de hoofdrolspelers in het door de Tweede Kamer onderzochte onderwerp, expliciet is gehoord en dat uit het onderzoek volgt dat overtuigende aanwijzingen bestaan voor het plaatsvinden van beïnvloeding. De conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie spreken volgens SRE voor zichzelf. Nu de resultaten van dit onderzoek in een openbaar rapport zijn neergelegd en de conclusies even helder als verontrustend zijn, is de (mede) daarop gebaseerde weigering van goedkeuring volgens SRE ‘niet onredelijk’ in de zin van artikel 9 van de erfpachtakte.
SRE stelt dat het een onderneming als Schiphol, met een semi-publieke functie, die als privaatrechtelijk grondeigenaar weloverwogen eigen keuzes dient te maken ten aanzien van de partijen met wie zij zaken doet, vrij staat om conclusies te verbinden aan een onderzoek met een dergelijke statuur en met dergelijke (verontrustende) onderzoeksresultaten.
SRE meent verder dat zij zich als ter zake niet deskundige partij ten aanzien van deze zo gevoelige materie mag (en moet) verlaten op de resultaten van dat onderzoek. Zij is, in de korte tijdsspanne die artikel 8.6 van de erfpachtakte haar laat, niet in staat is zelf een meer omvattend onderzoek uit te voeren. Overheden kunnen een toets hanteren op basis van de Wet bevordering integriteit openbaar bestuur (Wet Bibob). Schiphol staat een dergelijk middel niet ten dienste.
4.10.
Zelfs indien louter sprake zou zijn van ‘enige schijn van ongewenste buitenlandse beïnvloeding’, dan nog zou SRE toestemming van over dracht van haar erfpachtrecht aan specifiek deze organisatie redelijkerwijs mogen weigeren. Er ligt, gelet op de bestemmingsomschrijving, een wereld aan potentiële kopers van dit erfpachtrecht open; er is aan de zijde van Undae geen sprake van een zodanig zwaarwegend belang dat de zeer zwaarwegende belangen van SRE tegen het aanvaarden van ISN als erfpachter daarvoor zouden moeten wijken, aldus nog steeds SRE.
standpunt Undae
4.11.
Undae heeft betoogd dat haar belang bij de vereiste goedkeuring in essentie samenvalt met het belang van haar D-GA, doordat het in het pand opgesloten vermogen de pensioenvoorziening van haar D-GA vormt.
Undae heeft verder aangevoerd dat het pand al geruime tijd leeg en sinds drie jaar te koop staat, en moeilijk verkoopbaar is gebleken. Zij had een gegadigde die ter plaatse een hotel wilde exploiteren. Dat is door SRE afgewezen, omdat het niet past binnen de eis dat het gebruik luchthaven-gerelateerd moet zijn. Volgens Undae werd verkoop ook bemoeilijkt door de hoge erfpachtcanon. Zij heeft zich genoodzaakt gezien om de canon tot 1 mei 2038 af te kopen. Zij heeft die afkoop gefinancierd tegen een hoge rente van 6%.
4.12.
Undae stelt dat zij dan ook een groot belang heeft bij toestemming voor de voorgenomen verkoop en dat het enkele feit dat ISN wordt genoemd in het verslag van de parlementaire ondervragingscommissie niet de conclusie kan dragen dat SRE haar toestemming op redelijke grond heeft onthouden. De hoofdvraag van dat onderzoek was: welke ongewenste beïnvloeding vindt er plaats van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland – zoals moskeeën – uit onvrije landen, en hoe kan deze invloed worden doorbroken. Dit onderzoek ging dan ook niet over de waardigheid van een uitvaart voor leden van ISN of Vakif, die in hun vaderland begraven willen worden, en de daaraan gelieerde repatriëring. Volgens Undae is veelzeggend dat in het rapport omtrent ISN te lezen is: “
Op 10 juni 2020 heeft de Kamer een brief ontvangen waaruit blijkt dat er nu een nieuwe organisatiestructuur is, waarin geen Turkse vertegenwoordiger met diplomatieke of consulaire status in het bestuur zit. De voorzitter van het nieuwe ISN-bestuur is een Turkse imam, die salaris ontvangt van het Turkse Presidium voor Godsdienstzaken (Diyanet). Daarnaast bestaat het bestuur uit lokale moskee voorzitters en algemene bestuursleden. Aangezien ISN een stichting is die zich richt op geloofsbediening, heeft het kabinet er begrip voor dat er een religieuze voorganger vertegenwoordigd is in het bestuur.”
4.13.
Undae heeft er verder op gewezen dat ISN een ANBI-status heeft, bankiert bij een Nederlandse erkende bankinstelling en beschikt over door een onafhankelijke accountant goedgekeurde jaarrekeningen, welke door SRE zijn in te zien. ISN is blijkens het kadaster rechthebbende van 316 onroerende zaken, waarvoor uiteraard geldt dat deze bij een notaris zijn gepasseerd onder strikte toepassing van alle WWFT-verplichtingen. ISN wordt niet vervolgd door het Openbaar Ministerie en is niet veroordeeld voor enig strafrechtelijk feit. Volgens Undae valt niet in te zien waarom in casu de onschuldpresumptie zou moeten wijken. ISN voldoet aan alle wet- en regelgeving, en is zeer waarschijnlijk grondiger en kritischer onderzocht dan de andere aanwezige ondernemingen in de omgeving van Schiphol. Het enkele feit dat ISN wordt genoemd in een onderzoek kan geen redelijke grond voor weigering vormen. Dat zou volstrekte willekeur zijn, aldus Undae.
Oordeel voorzieningenrechter
4.14.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de Tweede Kamer zorgen leefden omtrent het mogelijk bestaan van buitenlandse beïnvloeding van en/of via in Nederland actieve (vooral moslim-)organisaties. Dat heeft geleid tot een onderzoek van een parlementaire ondervragingscommissie. De commissie kreeg de opdracht mee meer inzicht te verwerven in ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland.
In par. 3.3 van het van haar onderzoek opgemaakte verslag “
(On)zichtbare invloed: verslag parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen” (hierna: het Verslag) is ISN uitvoerig onder de loep genomen (p. 161-180). In de inleiding op die paragraaf wordt daaromtrent het volgende vermeld.

In de laatste casus die de commissie heeft onderzocht staat statelijke invloed vanuit het buitenland centraal. De commissie heeft daarvoor onderzoek gedaan naar mogelijke beïnvloeding door de Turkse overheid in Nederland, via de Islamitische Stichting Nederland (ISN), de Nederlandse dependance van het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken, beter bekend als Diyanet. (…)
Bijna een derde (148) van alle moskeeën in Nederland en 60% van alle (ongeveer250) Turkse moskeeën in Nederland zijn, via ISN, verbonden aan Diyanet. ISN is daarmee een van de grootste moskeekoepelorganisaties van Nederland. De voorzitter van ISN en de imams die prediken in ISN-moskeeën staan op de loonlijst van het Presidium voor Religieuze Zaken in Turkije en de kerntekst van de vrijdagpreek wordt in Turkije vastgesteld. Daarmee is de Turkse regering een belangrijke factor in buitenlandse beïnvloeding via moskeeën.
De ondervragingscommissie heeft vastgesteld dat die beïnvloeding op allerlei wijzen plaatsvindt en onder meer leidt tot verspreiding van interpretaties van de islam die de Nederlandse kernwaarden of vrijheden, zoals godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging, afwijzen (Verslag, p. 11). De invloed kan volgens de gehoorde deskundigen verstrekkende gevolgen hebben voor de islamitische gemeenschappen in Nederland en voor de Nederlandse samenleving als geheel.
Veel van de ondervraagde personen hebben suggesties gedaan voor te nemen maatregelen.
Die suggestie zijn door de ondervragingscommissie in vijf rubrieken ondergebracht: toezicht, verboden, intensivering internationale diplomatie, maatregelen op het gebied van informeel moskee-onderwijs en maatregelen om de weerbaarheid van de moslimgemeenschappen zelf te bevorderen (Verslag, p. 18).
4.15.
De voorzieningenrechter stelt vast dat SRE in haar weigering om toestemming te geven voor de overdracht van de erfpacht door Undae aan ISN weliswaar naar de pagina’s 161-180 van het Verslag heeft verwezen, maar niet de moeite heeft genomen om duidelijk te maken wat de relevantie van het in deze pagina’s gestelde is voor de afweging die zij heeft gemaakt. Ook heeft zij op de ter zitting gestelde vraag van de voorzieningenrechter “waar zij bang voor is” geen concreet antwoord gegeven. Dat zij niet de bevoegdheid heeft om een Bibob-onderzoek te doen, kan daarvoor geen rechtvaardiging vormen. Waar SRE pretendeert een eigen Customer Due Dilligence onderzoek te kunnen doen naar financiën, integriteit, solvabiliteit, (veiligheids-) risico’s en reputatie, mag van haar toch minstens worden verlangd dat zij concreet kan aangeven welke informatie zij uit een geraadpleegd rapport in relatie tot deze parameters relevant acht en waarom.
4.16.
Dat SRE bij dit onderwerp een hoge mate van sensitiviteit aan de dag legt, is overigens alleszins begrijpelijk, maar de koudwatervrees waarvan haar reactie getuigt is dat niet. Lezing van het Verslag als geheel biedt steun aan de gedachte dat de maatregelen die hiervoor zijn genoemd en de benaderingen die daarachter schuil gaan gebaseerd zijn op het uitgangspunt dat de aanwezigheid van ISN in Nederland en haar rol in de Nederlandse samenleving een volstrekt rechtmatige is, en dat het erop aankomt haar functioneren overeenkomstig de Nederlandse kernwaarden waar nodig verder te versterken. Die lijn is ook te ontwaren in de door Undae aangehaalde kabinetsreactie op de door ISN op aandrang van het kabinet doorgevoerde wijzigingen in haar organisatie naar aanleiding van het dubieuze optreden van de toenmalige voorzitter van ISN na de mislukte couppoging in 2016. (Zie hiervoor sub 4.12 en Verslag, p. 177.) Uitsluiting van ISN van een transactie als de onderhavige is daarmee in strijd en zou tot gevolg hebben dat de kernwaarden van de open samenleving, die Nederland met haar beleid ten aanzien van buitenlandse beïnvloeding juist wil beschermen, met voeten worden getreden.
4.17.
Repatriëring van overleden Turkse Nederlanders met het oog op teraardebestelling of bijzetting in het land van herkomst raakt aan uitoefening van grondrechten. Facilitering daarvan is dan ook een belang dat de Nederlandse overheid zich zou moeten aantrekken. Alleen al gezien de omvang van de Turkse gemeenschap in Nederland is er veel te zeggen voor de gedachte dat de functie van Schiphol als nationale luchthaven met (het faciliteren van) de vestiging van een bedrijf dat deze repatriëringen verzorgt eerder wordt gediend dan geschaad. De verwerving van het pand door ISN past in de faciliterende rol van ISN ten aanzien van de geloofsuitoefening door leden van de Turkse gemeenschap in Nederland, een rol die op zichzelf bezien alleszins respectabel is. SRE heeft de door Undae gegeven schets van ISN als weergegeven in 4.13 niet weersproken. Van SRE mag bij die stand van zaken op zijn minst worden verlangd dat zij concreet duidelijk maakt welk rechtens te respecteren belang zij met haar onthouding van goedkeuring aan de onderhavige transactie beoogt te dienen. Dat heeft zij niet heeft gedaan. Zij heeft volstaan met de enkele verwijzing naar het Verslag, zonder enige nadere motivering.
4.18.
SRE heeft verder niet voldoende weersproken dat met het verlenen van toestemming voor de transactie voor de D-GA van Undae een groot belang is gemoeid. De verkoopgeschiedenis van het pand laat zien dat de kans op spoedige verkoop aan een andere gegadigde ongewis is. De grote impact die de Corona-crisis voor de economie in relatie tot Schiphol heeft, zal dit er vermoedelijk niet beter op maken Gegeven de niet weersproken hoge kosten van de uitstaande financiering betekent dit dat de pensioenvoorziening van deze D-GA geleidelijk aan verdampt.
4.19.
Op grond van het voorgaande moet de slotsom als volgt luiden.
Slotsom
4.20.
In aanmerking genomen (1) het grote belang van spoedige verkoop voor Undae,
(2) het voorgenomen gebruik van het pand en (3) de moeilijke verkoopbaarheid van het pand in de huidige omstandigheden, vormt de enkele verwijzing van SRE naar de omstandigheid dat ISN in een heel breed opgezet onderzoek en andere bronnen stelselmatig in verband wordt gebracht met buitenlandse beïnvloeding geen redelijke grond om toestemming voor de verkoop van het pand door Undae aan ISN te onthouden.
4.21.
Nu SRE, ook na kritiek op de gegeven motivering voor haar weigering, geen poging heeft gedaan om haar bezwaren - mede in aanmerking genomen het voorgenomen gebruik van het pand - te concretiseren, moet het ervoor worden gehouden dat die concretisering niet mogelijk is. Dat is voldoende grond voor toewijzing van de vordering, met dien verstande dat SRE de ruimte zal worden gelaten om het toegestane gebruik van de betrokken onroerende zaak te beperken als hiervoor omschreven.
4.22.
De verzochte machtiging zal worden afgewezen om SRE de ruimte te laten voor eigen keuzes.
4.23.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.24.
SRE zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Undae worden begroot op:
- betekening oproeping € 87,99
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.723,99

5.De beslissing

is opgenomen in het kop-staart vonnis van 30 november 2011.
Deze aanvulling is gewezen door mr. A.H. Schotman en afgegeven op 11 december 2020. [1]

Voetnoten

1.Conc.: