Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 mei 2020;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 1 juli 2020;
- het tussenvonnis van 15 juli 2020;
- de ter griffie op 20 oktober 2020 van de zijde van [gedaagde] ingekomen akte overleggen producties tevens houdende wijziging eis in reconventie;
- de ter griffie op 22 oktober 2020 van de zijde van [eiseres] ingekomen akte houdende producties, tevens reactie op verzoek om nadere informatie;
- de ter griffie op 28 oktober 2020 van de zijde van [gedaagde] ingekomen akte overleggen producties;
- de mondelinge behandeling op 4 november 2020.
2.De feiten
- een bankrekening onder het nummer [nummer] (…)
- een en/of bankrekening onder het nummer [nummer] (…)
- een bankrekening met rekeningnummer [nummer] op naam van de vrouw (…)
- een krediet bij [nummer] (…)
- een krediet bij [nummer] (…)
- een krediet bij [nummer] (…)
- kapitaalverzekering met polisnummer [nummer] (…)Overige bestanddelen5.10. Partijen verklaren dat, behoudens de in de voorgaande vermelde vermogensbestanddelen, aan hen geen overige tot de gemeenschap behorende vermogensbestanddelen bekend zijn. Onbekende baten zullen terstond na het bekend worden aan andere partijen worden gemeld ter nadere verdeling, zulks op straffe van de sanctie die de wet stelt in 3:194 lid 2 BW op verzwijgen, zoekmaken of verborgen houden van gemeenschapsgoederen, zijnde dat zijn/haar aandeel in het goed aan de ander wordt verbeurd.”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
waarde-opbouwvanaf 24 juni 2013 aan de man dient te voldoen, zal worden afgewezen, omdat de rechtsgrond daarvoor ontbreekt.
5.De beslissing
de polis wordt gesplitst per 1-1-2021, onder de verplichting van [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.950,-, welk bedrag mag worden voldaan in 10 maandelijkse termijnen van € 195,-;