ECLI:NL:RBNHO:2020:10581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
8604248
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonzorg Nederland en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonzorg Nederland heeft de huurovereenkomst met [gedaagde] ontbonden op basis van ernstige overlast die door [gedaagde] werd veroorzaakt. De vordering is ingesteld na meerdere klachten van omwonenden over geluidsoverlast, intimidatie en bedreiging van andere bewoners. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, hetgeen in strijd is met de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter heeft geoordeeld dat de belangen van de omwonenden, die zich onveilig voelden door het gedrag van [gedaagde], zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning bevolen, met een termijn van twee weken voor de ontruiming. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8604248 \ CV EXPL 20-2922
Uitspraakdatum: 16 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonzorg Nederland
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Woonzorg Nederland
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks, advocaat te Tilburg
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.J.J. van der Heiden, advocaat te Den Helder

1.Het procesverloop

1.1.
Woonzorg Nederland heeft bij dagvaarding van 16 juni 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
Op 16 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Woonzorg Nederland is verschenen bij [naam 1] , bijgestaan door mr. P.L.T. Roks. [gedaagde] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.J.J. van der Heiden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Woonzorg Nederland bij brief van 4 november 2020 nog aanvullende stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Woonzorg Nederland is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. In december 2017 heeft Woonzorg Nederland de eigendom verkregen van het wooncomplex “ [naam 2] te [plaats] . Dit wooncomplex bestaat uit vijf woonlagen met in totaal 37 woningen ( [naam 3] 37 tot en met 73).
2.2. (
(De rechtsvoorganger van) Woonzorg Nederland heeft met [gedaagde] op 28 oktober 2013 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het [adres] . Op deze huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Vestia (de rechtsvoorganger van Woonzorg Nederland) van toepassing.
2.3.
In deze algemene huurvoorwaarden is in artikel 13 lid 1 en 4 het volgende opgenomen, voor zover van belang:
(…) Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.(…) Huurder zal ervoor zorgdragen dat omwonenden geen overlast of hinder veroorzaakt. Dit geldt tevens voor huisgenoten of derden, die zich met toestemming van huurder in het gehuurde bevinden.(…)
2.4.
Bij brief van 9 april 2020 schrijft Woonzorg Nederland aan [gedaagde] het volgende, voor zover van belang:
(…) Van omwonenden ontvangen wij berichten dat u c.q. uw bezoek overlast veroorzaakt. De (geluids-) overlast bestaat met name uit ruzies en schreeuwen en aanloop en bezoek van derden welke aanloop vermoedelijk drugsgerelateerd is. Deze overlast vindt plaats zowel overdag als in de nachtelijke uren. Naast voornoemde overlast heeft onlangs op 31 maart 2020 een ernstig incident plaatsgevonden. Op die datum heeft u een huurder van Woonzorg Nederland ernstig bedreigd. U heeft aangebeld bij een bewoonster waarbij u haar herhaaldelijk heeft uitgescholden met “kakhoer/kankerhoer”en gedreigd naar binnen te komen onder de mededeling haar kapot te maken. Hiervan zijn diverse getuigen alsook is sprake van een duidelijke geluidsopname. Uw gedrag heeft geleid tot politie-inzet ter plaatse. Omwonenden ervaren veel overlast en voelen zich door uw agressieve, intimiderende en onberekenbare gedrag onveilig. (…)
2.5.
Op 8 mei 2020 schrijft de gemachtigde van Woonzorg Nederland aan [gedaagde] het volgende, voor zover van belang
: (…) Cliënte heeft van verschillende bewoners klachten ontvangen over door u en/of uw bezoek veroorzaakte overlast. Daarnaast heeft u onlangs een van de bewoners ernstig bedreigd. Deze gedragingen zijn volstrekt onacceptabel. Mijn cliënte heeft u hierover al aangeschreven per brief van 9 april jl, naar de inhoud waarvan ik verder kortheidshalve verwijs. Overigens heeft cliënte ook na deze brief nog klachten over door u en/of uw bezoek veroorzaakte overlast ontvangen(…)
2.6.
Op 18 juni 2020 is door een bewoonster aangifte gedaan. In het proces-verbaal van aangifte is onder meer het volgende opgenomen, voor zover van belang.
(…) Op 31 maart was de bewoner van 57 op bezoek bij de bewoner van 67. Omstreeks 22:00 uur werd er bij mij aangebeld. Ik deed de deur open en zag de bewoner van nummer 57 voor de deur staan. Hij heeft [gedaagde] . Ik hoorde hem met verheven stem zeggen: “kakhoer”. Ik deed gelijk de deur dicht en zei tegen hem dat ik op deze manier geen gesprek met hem aanging. Ik hoorde stemmen van de buren van nummer 67 tegen [gedaagde] praten en ik hoorde ze lachen. Ik hoorde [gedaagde] zeggen: ”indien jij nog een (1) keer de politie belt dan maak ik je kapot”. Ik heb zijn geschreeuw opgenomen met mijn telefoon.(…)
2.7.
In de periode juni 2020 tot en met oktober 2020 heeft Woonzorg Nederland meerdere (anonieme) klachten van omwonenden ontvangen, waarin melding wordt gemaakt van overlast door bezoekers van [gedaagde] . Er wordt geklaagd over stelselmatig kortdurend bezoek aan de deur van [gedaagde] (ook) in de nachtelijke uren. Hierbij wordt geroepen en geschreeuwd naar [gedaagde] vanaf de begane grond. Verder klagen de omwonenden over geluidsoverlast en vernielingen in het complex. Zij geven daarbij aan zich angstig en onveilig te voelen.

3.De vordering

3.1.
Woonzorg Nederland vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen Woonzorg Nederland en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning te [adres] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Woonzorg Nederland te stellen onder afgifte van de sleutels;
III. [gedaagde] veroordeelt om aan Woonzorg Nederland tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 667,66 per maand voor elke ingegane maand, dat [gedaagde] na de ontbinding van de huurovereenkomst in de woning te [adres] verblijft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Woonzorg Nederland legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een andere huurster van het wooncomplex ernstig te bedreigen waardoor zij zich in haar veiligheid, en daarmee ook haar woongenot, ernstig voelt aangetast.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer en stelt daartoe - kort weergegeven- het volgende. [gedaagde] betwist dat hij overlast veroorzaakt door geschreeuw, gescheld of harde muziek. In het wooncomplex wonen veel moeilijke huurders, waaronder personen die gebukt gaan onder een psychiatrische stoornis. Het kan niet anders dan dat je last hebt van elkaar. De klachten komen van één huurster die sinds kort, september 2019, in het complex woont. Zij is niet bestand tegen het groot aantal psychiatrische patiënten die daar wonen. Zij belt bij het minste geringste de politie om overlast te melden. Dit roept de agressiviteit van andere bewoners op. Op 31 maart 2020 na de zoveelste klacht van deze huurster wilde [gedaagde] op een normale manier vragen waarom zij steeds over haar buren klaagt. Bij dit gesprek waren meerdere buren betrokken en de emoties liepen hoog op. De betreffende huurster schold ook op [gedaagde] . [gedaagde] kan zich niet herinneren dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou doodmaken, de politie heeft na het horen van de buren ook geen verdere actie ondernomen. Het was een eenmalig incident. Van drugsgebruik is geen sprake. [gedaagde] is nimmer gehoord en/of gewaarschuwd door Woonzorg. De enkele dreiging is niet voldoende om de huurovereenkomst te beëindigen.
4.2.
Voor zover van belang zal op de standpunten van [gedaagde] hierna bij de beoordeling nog nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Ter beantwoording staat de vraag of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voorvloeiende verplichtingen en, bij bevestigende beantwoording van die vraag, of dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
5.2.
Op grond van de wet en onderhavige huurovereenkomst dient [gedaagde] zich jegens Woonzorg Nederland als een goed huurder te gedragen, hetgeen betekent dat hij geen (herhaalde) overlast mag veroorzaken. Voor toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege overlast veroorzaakt door een huurder is vereist dat er naar objectieve maatstaven sprake is van zodanig ernstig overlast veroorzakend gedrag van de huurder, dat van de verhuurder niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt voortgezet.
5.3.
Op basis van de overgelegde stukken, waaronder een aangifte en een geluidsopname van het incident van 31 maart 2020, en hetgeen ter toelichting daarop door partijen ter zitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de kantonrechter vast komen te staan dat op 31 maart 2020 een zeer ernstig incident heeft plaatsgevonden waarbij [gedaagde] een bewoonster van het complex op intimiderende wijze heeft bedreigd. Uit de geluidsopname blijkt niet dat deze bewoonster [gedaagde] uitscheldt. Wel blijkt dat [gedaagde] zegt dat wanneer zij nog een keer de politie belt, hij bij haar binnen zal komen en haar kapot maakt. [gedaagde] had zich na dit incident moeten realiseren dat hij een grens over is gegaan. Indien hij na de brief van 9 april 2020 had aangegeven zich te realiseren dat hij zo niet had moeten optreden, was Woonzorg Nederland eventueel nog in staat geweest de angst onder de bewoners weg te nemen. [gedaagde] heeft echter in het geheel niet gereageerd op deze brief. In de onderhavige procedure betwist hij dat hij een doodsbedreiging heeft geuit en bagatelliseert hij het incident. Dat stelt de andere bewoners op geen enkele manier gerust en daarmee houdt [gedaagde] de angst zelf in stand.
Naast genoemd incident zijn diverse meldingen gedaan van geluidsoverlast en overlast van bezoekers van [gedaagde] . Woonzorg stelt dat bovendien diverse bewoners geen meldingen van overlast meer durven te doen, vanwege genoemde bedreiging.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zodanig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, dat op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. De bedreiging van een medebewoner van het complex en het bagatelliseren van dit incident is daarvoor een voldoende ernstige tekortkoming. De kantonrechter onderkent dat [gedaagde] belang heeft bij het behoud van zijn woning. Er moet bij de beoordeling echter niet alleen rekening worden gehouden met dat belang van [gedaagde] , maar ook met het belang van de omwonenden om zich veilig te voelen in hun woonomgeving en gevrijwaard te blijven van overlast, waarvoor Woonzorg Nederland als verhuurder van de woning van [gedaagde] en de omliggende woningen ook verantwoordelijk is. Dit laatste belang weegt gelet op de aard en ernst van de tekortkomingen zwaarder dan het belang van [gedaagde] .
De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de termijn van ontruiming worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.5.
De vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding over de periode vanaf heden tot aan de dag van ontruiming zal als onbetwist worden toegewezen. Voor toewijzing van de wettelijke rente over de gebruiksvergoeding bestaat geen aanleiding.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 90,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonzorg Nederland worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de tussen Woonzorg Nederland en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van het vonnis, de woning te [adres] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Woonzorg Nederland te stellen onder afgifte van de sleutels;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonzorg Nederland tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 667,66 per maand voor elke ingegane maand, dat [gedaagde] na de ontbinding van de huurovereenkomst in de woning te ( [adres] verblijft;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woonzorg Nederland tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,96
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 360,00 ;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 90,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonzorg Nederland worden gemaakt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter