ECLI:NL:RBNHO:2020:10675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
15.060545.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot afpersing en bedreiging, veroordeling voorhanden hebben alarmpistool

Op 15 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging en bedreiging, alsook van het voorhanden hebben van een alarmpistool. De zaak vond plaats in Heemskerk op 17 december 2019. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de aangifte niet betrouwbaar was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot afpersing en bedreiging, en sprak de verdachte vrij van deze tenlasteleggingen. Echter, het voorhanden hebben van het alarmpistool werd wel bewezen verklaard, aangezien de verdachte dit feit had bekend. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,-, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-060545-20 (P)
Uitspraakdatum: 15 december 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum/plaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaak op 27 oktober 2020 onder het parketnummer 15-060545-20 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.S.T. Gaarthuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Bloemendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 17 december 2019 te Heemskerk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde
- onverhoeds en dreigend de weg, waar die [slachtoffer] met een voertuig (bromfiets) op reed, (grotendeels) versperd en/of
- een alarmpistool en/of een scherp voorwerp getoond en/of
- dat alarmpistool op die [slachtoffer] gericht en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van zijn bromfiets is gevallen en/of
- die [slachtoffer] met een auto (met hoge snelheid) achtervolgd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2019 te Heemskerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- onverhoeds en dreigend de weg, waar die [slachtoffer] met een voertuig (bromfiets) op reed, (grotendeels) te versperren en/of
- een alarmpistool en/of een scherp voorwerp te tonen en/of
- dat alarmpistool op die [slachtoffer] te richten en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van zijn bromfiets is gevallen en/of te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer] met een auto (met hoge snelheid) te achtervolgen;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2019 te Heemskerk een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarmpistool (merk: Umarex) voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdediging acht de aangifte niet betrouwbaar omdat de daarin gegeven beschrijving van gebeurtenissen onmogelijk is. Aangever heeft verklaard dat hij met zijn scooter met een snelheid van 35 kilometer per uur tegen één van de daders is aangereden. Het kan niet anders dan dat deze dader daarbij behoorlijk (gewond) is geraakt. Daar is echter niets van gebleken. De aangever zou daarbij niet ten val zijn gekomen, terwijl uit de brokstukken van de snorfiets blijkt dat er en frontale aanrijding moet zijn geweest. Het klopt dat verdachte en zijn medeverdachten in de omgeving zijn geweest ten tijde van het incident, maar uit het bewijs kan niet de conclusie volgen dat zij de drie daders zijn geweest.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank: vrijspraak feit 1 primair en subsidiairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel er in het dossier aanwijzingen zijn voor de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij hetgeen aangever op 17 december 2019 is overkomen, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest die zich, al dan niet samen met zijn medeverdachten, aan het onder 1 primair dan wel subsidiair tenlastelegde schuldig heeft gemaakt. De door het openbaar ministerie getrokken conclusies worden onvoldoende ondersteund door wettig
enovertuigend bewijs, bij gebreke waarvan vrijspraak van de gehele tenlastelegging dient te volgen.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2019 (dossierpagina 84-86);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2019 (dossierpagina 112-118).
3.5.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 17 december 2019 te Heemskerk een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarmpistool (merk: Umarex) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft wat betreft de strafoplegging geen standpunt ingenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar dragen van een alarmpistool. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen tast het gevoel van veiligheid in de maatschappij ernstig aan. Het alarmpistool is bijvoorbeeld niet van echt te onderscheiden en daarmee geschikt voor afdreiging en het plegen van andere strafbare feiten. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard het alarmpistool in bezit te hebben gehad met als doel de afdreiging van personen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 september 2020.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 20 april 2020 van [naam], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Het rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene vertelt ons eigenlijk altijd angstig te zijn dat andere mensen hem wat aan kunnen doen. Deze angstgevoelens komen voort uit zijn internaat verleden. Daar gebeurt, naar zeggen van betrokkene, altijd wel wat: “Ik ben daar een paar keer bedreigd, daardoor heb ik angst gekregen en ging ik met een wapen naar buiten”.
Een behandeling lijkt geïndiceerd zodat betrokkene gaat inzien dat hij zijn ervaringen vanuit het verleden moet verwerken om zo te voorkomen dat hij nogmaals met justitie in aanraking komt. Hij moet zicht krijgen op zijn handelen en ontdekken waar zijn sterke en zwakke punten zijn zodat hij meer cognitieve vaardigheden ontwikkelt om op een adequate manier te kunnen reageren. De heer Veugelers zegt dit in te zien en is gemotiveerd voor een behandeling, alsmede voor een meldplicht bij de reclassering.
Verdachte heeft ook ter terechtzitting verklaard bereid te zijn aan de geadviseerde behandeling en meldplicht mee te werken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze geldboete vooralsnog niet hoeft te worden voldaan en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en verplichte begeleiding door Reclassering Nederland noodzakelijk alsmede een ambulante behandelverplichting en zal voorwaarden van die strekking aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf verbinden.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.339,04 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij zou hebben geleden als gevolg van wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in zijn vordering kan worden ontvangen nu verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26, 55 Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte daarvan, groot € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd en verbindt daaraan een proeftijd van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich volgens afspraak zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60 te Haarlem, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde zal meewerken aan toezicht en begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
  • zich zal laten behandelen door Forensische Polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. M.D. Gunster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2020.
Mr. M.D. Gunster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.