ECLI:NL:RBNHO:2020:10875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20_3799
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door B. Chanhih, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, inzake de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. De rechtbank heeft op 22 december 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat B. Chanhih bij het beroepschrift geen machtiging heeft gevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens eiser beroep in te stellen. De rechtbank heeft B. Chanhih op 5 augustus 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd. Eiser noch de gemachtigde heeft binnen de gestelde termijn een machtiging ingediend, en er is geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Op basis van artikel 6:6 van de Awb heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Aangezien de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan vanwege coronamaatregelen, zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3799

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2020 in de zaak tussen

[X], te [Z] , eiser
(gestelde gemachtigde: B. Chanhih),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 26 juni 2020 inzake de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014, beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. B. Chanhih heeft bij het beroepschrift geen machtiging gevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens [X] . De rechtbank heeft B. Chanhih bij aangetekende brief van 5 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan de gestelde gemachtigde ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser noch de gestelde gemachtigde heeft binnen die termijn een machtiging ingediend.
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, op 22 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.