ECLI:NL:RBNHO:2020:10988

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
15.113603.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met fatale afloop door onvoorzichtig rijgedrag met shovel

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 oktober 2017 een verkeersongeval heeft veroorzaakt met een shovel op Texel, waarbij een passagier in een tegemoetkomende auto is overleden. De verdachte, die lijdt aan een ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis, was verminderd toerekeningsvatbaar. Tijdens de openbare terechtzittingen op 19 november 2019 en 8 december 2020 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is, door onvoorzichtig en onoplettend te rijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de ernstige gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een zwaardere straf afgewezen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder veroordeeld was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.113603.18 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 november 2019 en 8 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
Naar aanleiding van de behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting op 19 november 2019 heeft de rechtbank op 3 december 2019 een tussenvonnis gewezen. In dat tussenvonnis heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend en nader onderzoek bevolen naar de geestvermogens van verdachte en naar de vaardigheden van verdachte in het kader van de rijbevoegdheid van verdachte. Na het afronden van het nadere onderzoek is de behandeling van de zaak voortgezet op de openbare terechtzitting van 8 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Heij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen wat mr. D. Fontein, advocaat van de nabestaanden, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Oudeschild, gemeente Texel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een motorrijtuig met beperkte snelheid (genaamd Shovel), merk Schäffer, type 3550), daarmede rijdende over de weg, de Schilderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl voornoemd motorrijtuig niet was ingericht voor gebruik op de openbare weg en/of niet voldeed aan de eisen gesteld in de Regeling voertuigen (te weten (onder andere) het ontbreken van richtingaanwijzers en/of remlichten en/of verlichting),
- naar links af te slaan teneinde een uitrit/inrit van een weiland in te rijden, zonder voor het inzetten van die manoeuvre (met de richtingaanwijzer) richting (naar links) aan te geven en/of zich er in voldoende mate van te vergewissen of er geen verkeer naderde en/of de weg vrij was van (naderend) verkeer, en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, niet in staat was om een (gezien zijn rijrichting) tegemoetkomende/naderende personenauto (merk Audi, type Q5) te ontwijken,
- waarna die personenauto op/tegen/in het door verdachte bestuurde motorrijtuig is aangereden/gebotst,
waardoor een ander [naam slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel, te weten vijftien ribfracturen en/of een fractuur in de rechter bovenbeen en/of een fractuur in de linker knieschijf en/of een gekneusde rechter long, werd toegebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Oudeschild, gemeente Texel als bestuurder van een voertuig (te weten een motorrijtuig met beperkte snelheid (genaamd Shovel), merk Schäffer, type 3550), daarmee rijdende op de weg, de Schilderweg, terwijl voornoemd voertuig niet was ingericht voor gebruik op de openbare weg en/of niet voldeed aan de eisen gesteld in de Regeling voertuigen (te weten (onder andere) het ontbreken van richtingaanwijzers en/of remlichten en/of verlichting),
- naar links is afgeslagen teneinde een uitrit/inrit van een weiland in te rijden, zonder voor het inzetten van die manoeuvre (met de richtingaanwijzer) richting (naar links) aan te geven en/of zich er in voldoende mate van te vergewissen of er geen verkeer naderde en/of de weg vrij was van (naderend) verkeer, en/of (vervolgens)
- is hij, verdachte, niet in staat geweest om een (gezien zijn rijrichting) tegemoetkomende/naderende personenauto (merk Audi, type Q5) te ontwijken,
- waarna die personenauto op/tegen/in het door verdachte bestuurde voertuig is aangereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake moet zijn van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De enkele inschattingsfout die verdachte heeft gemaakt, is naar de mening van de raadsman onvoldoende om tot de vaststelling te komen dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en daarmee van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Feiten en omstandigheden
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 26 oktober 2017 met een motorvoertuig met beperkte snelheid – een shovel van het merk Schäffer – op de hem goed bekende Schilderweg te Oudeschild in de gemeente Texel. Hij kwam vanaf de Heemskerckstraat en reed in de richting van Doolhof. Verdachte was op weg naar een weiland gelegen aan de Schilderweg om de koeien te voeren.
In tegengestelde richting, komende vanaf Doolhof en rijdende in de richting van de Heemskerckstraat, reed bestuurder [naam 1] in een personenauto van het merk Audi, type Q5. Naast hem op de passagiersstoel zat zijn 95-jarige schoonmoeder, [naam slachtoffer] , en op de achterbank zat zijn vrouw, [naam 1]
Verdachte zag - zo heeft hij verklaard - dat de Audi aan kwam rijden. Verdachte is toen zonder snelheid te minderen linksaf richting de in-/uitrit van het weiland afgeslagen en kwam op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht. Hij gaf daarbij geen richting aan en liet de hem tegemoetkomende Audi niet voorgaan. De Audi reed frontaal op de rechterzijde van de shovel. [naam slachtoffer] liep daarbij 15 ribfracturen, een gebroken borstbeen, een fractuur aan de linker knieschijf en een kneuzing aan de rechter long op. Als gevolg van die verwondingen en de daarmee samenhangende complicaties is [naam slachtoffer] op 5 november 2017 komen te overlijden.
Toetsingskader
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW94), zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij wordt opgemerkt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Toepassing toetsingskader
Naar het oordeel van de rechtbank vergt het rijden op de openbare weg met een voertuig met beperkte snelheid zoals een shovel vanuit een veiligheidstechnisch oogpunt al een bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van de bestuurder. Verdachte was ter plaatste goed bekend en heeft de naderende tegenligger opgemerkt. Door onder die omstandigheden met zijn shovel, zonder richting aan te geven en zonder snelheid te verminderen, op een dusdanige manier een manoeuvre naar links in te zetten waardoor hij in botsing kwam met de op korte afstand genaderde tegenligger die hem niet meer kon ontwijken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank verkeersgedrag vertoont dat de gevolgtrekking kan dragen dat hij zich dermate aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW94 is te wijten.
Het tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde strekkende verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 26 oktober 2017 te Oudeschild, gemeente Texel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een motorrijtuig met beperkte snelheid genaamd Shovel, merk Schäffer, type 3550), daarmede rijdende over de Schilderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig,
- naar links af te slaan teneinde een uitrit/inrit van een weiland in te rijden, zonder voor het inzetten van die manoeuvre richting naar links aan te geven en zich er in voldoende mate van te vergewissen of de weg vrij was van naderend verkeer, en
- hij, verdachte, niet in staat was om een (gezien zijn rijrichting) tegemoetkomende/naderende personenauto (merk Audi, type Q5) te ontwijken,
- waarna die personenauto tegen het door verdachte bestuurde motorrijtuig is aangereden,
waardoor een ander [naam slachtoffer] werd gedood.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit:

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal ontzeggen voor de duur van één jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder een straf of maatregel op te leggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een ernstige verstandelijke beperking heeft, dat het feit volgens de psycholoog in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend en dat de strafzaak op zich al als een straf voor verdachte voelt. Verder heeft de raadsman gewezen op het tijdsverloop sinds het ongeval en het blanco strafblad van verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden een verkeerongeval veroorzaakt. Hij is met zijn shovel plotseling linksaf geslagen, waardoor een hem uit tegengestelde richting dicht genaderde auto frontaal tegen de rechterzijde van shovel is aangereden, met de dood van [naam slachtoffer] , die als passagier in die auto zat, tot gevolg.
Uit de ter terechtzitting van 19 november 2019 voorgelezen verklaringen van de nabestaanden [namen] blijkt onder andere dat [naam 1] nog dagelijks last heeft van het feit dat hij zich verantwoordelijk voelt voor de dood van zijn schoonmoeder, terwijl hij er niets aan kon doen. [naam 1] beschrijft dat het litteken dat de dood van haar moeder heeft veroorzaakt, altijd deel van de familie zal blijven.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staande Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 november 2020, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het onderhavige feit niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de omtrent de persoon van verdachte uitgebrachte rapportage d.d. 20 juli 2020 van [naam 2] , psycholoog, en van het reclasseringsadvies van 17 november 2020.
Deze deskundige Koornstra rapporteert zakelijk weergegeven als volgt:
Betrokkene is een 34-jarige jongeman met een (ernstige) verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Sociaal- emotioneel en cognitief functioneert hij naar het lijkt al vanaf zijn jeugd op vroege basisschoolleeftijd waarbij geen ontwikkeling meer bestaat. Betrokkene zal nooit in staat zijn zelfstandig te functioneren en zal de rest van zijn leven afhankelijk zijn van uitgebreide ondersteuning bij het oplossen van problemen. Gesteld kan worden dat sprake is van matig (qua praktische vaardigheden) tot ernstige (binnen het conceptuele en sociale domein) verstandelijke beperking.
De ouders hebben hem met het hem begeleiden naar het landbouwvoertuigenbewijs (T-rijbewijs), de kans gegeven tot maximale zelfstandigheid. De ouders hebben in de ogen van de deskundige de zeer adequate beslissing genomen betrokkene niet te laten proberen een regulier bewijs te bemachtigen juist omdat het hem aan in- en overzicht in situaties ontbreekt en aan de flexibiliteit te anticiperen op problemen.
In de onderhavige tenlastelegging is duidelijk geworden dat betrokkene niet in staat is geweest een voor hem onverwachte en daarmee gevaarlijke situatie goed in te schatten. Het denken is te inflexibel en beperkt. Niet anders kan worden geconcludeerd dat het met de cognitieve beperking van betrokkene samenhing dat hij een inschattingsfout maakte. Door de beperkingen is hij slecht in staat te voor- en overzien en te anticiperen. Geadviseerd wordt dan ook het tenlastegelegde aan betrokkene slechts in verminderde mate toe te rekenen.
De klinische inschatting op de kans op herhaling van een vergelijkbaar incident leidt tot de inschatting dat dit klein is; niet omdat sprake is van een toegenomen flexibiliteit in denken, maar omdat er, vanwege de ervaring die hij hiermee heeft opgedaan, hij vergelijkbare risico’s voortaan zal mijden.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en het advies van de deskundige om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en verenigt zich daarmee.
De rechtbank volgt de deskundige echter niet in haar conclusie dat de kans op herhaling als klein ingeschat dient te worden. De deskundige rapporteert dat het betrokkene aan in- en overzicht in situaties ontbreekt en aan de flexibiliteit om te anticiperen op problemen. Dat is ook de reden dat zij het een adequate beslissing acht betrokkene niet te hebben laten proberen een regulier rijbewijs te behalen. Juist in het verkeer komen onverwachte en gevaarlijke situaties voor; dat is eigen aan verkeer en dus onvermijdelijk. Dat verdachte door het onderhavige feit ervaring heeft opgedaan en vergelijkbare risico’s zal mijden, maakt niet dat hij in het verkeer niet opnieuw met onverwachte en gevaarlijke situaties te maken kan krijgen, waarop hij door zijn beperkte capaciteit onvoldoende zal kunnen anticiperen.
De rechtbank vermeldt dat zij in het tussenvonnis nog heeft verzocht haar te informeren over de geschiktheid van verdachte tot het besturen van motorrijtuigen met beperkte snelheid. Het CBR heeft verdachte naar aanleiding daarvan door een psychiater laten onderzoeken. Deze psychiater heeft op 16 oktober 2020 geoordeeld dat verdachte
psychiatrisch gezienniet meer of minder geschikt is dan na het behalen van het T-rijbewijs. Hierop heeft het CBR bericht dat er geen reden is om verdachte ongeschikt te verklaren en dat zij voornemens is het besluit te nemen dat verdachte geschikt is. Dit alles zegt naar het oordeel van de rechtbank echter niets over de kans op herhaling.
Gelet op het voorgaande en in het belang van de verkeersveiligheid acht de rechtbank het, ondanks het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, passend en geboden aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar op te leggen.
In de persoon van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid vindt de rechtbank aanleiding, ondanks de ernstige gevolgen van de aanrijding en het onherstelbare leed dat daardoor aan de nabestaanden van het slachtoffer is toegebracht, te volstaan met de enkele ontzegging van de rijbevoegdheid zoals hiervoor vermeld.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, en
artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mrs. N. Boots en S. Bek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2020.
Mr. S. Bek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.