ECLI:NL:RBNHO:2020:11295

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
8091499 \ CV EXPL 19-15069
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de vraag naar buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Delhi naar Amsterdam via München op 17 juni 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder aanpassingen door de luchtverkeersleiding en de sluiting van het Pakistaanse luchtruim.

De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier zonder deze omstandigheden op tijd in München zou zijn aangekomen om zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. De vordering van de passagier werd toegewezen, en de luchtvaartmaatschappij werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden. De zaak is relevant voor passagiersrechten en de toepassing van Europese regelgeving op het gebied van luchtvervoer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8091499 \ CV EXPL 19-15069
Uitspraakdatum: 9 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Canada)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Delhi (India) naar Amsterdam via München (Duitsland) op 17 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Delhi naar München stond gepland te vertrekken om 19:25 UTC en te arriveren om 03:25 UTC. De vlucht is met een vertraging 150 minuten uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Het eerste deel van de vlucht in kwestie (Delhi-München) maakt deel uit van de rotatievlucht München-Delhi-München. Vlucht München-Delhi is met een vertraging van 121 minuten vanuit München vertrokken en met een vertraging van 165 minuten in Delhi aangekomen. De vertrekvertraging is veroorzaakt doordat de luchtverkeersleiding de slot voor de vlucht München-Delhi meer dan eens heeft aangepast. Daarbij wordt vertragingscode 81 genoemd. Om 11:40 UTC bepaalde de luchtverkeersleiding de slot op 12:27 UTC en die heeft vlucht München-Delhi ook gebruikt. De vervoerder moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding. De luchtverkeersleiding trok de oorspronkelijke slot in en kende een latere slot toe. De vertrekvertraging van vlucht München-Delhi is 121 minuten en de aankomstvertraging was 165 minuten. De vlucht heeft 44 minuten langer geduurd en dat werd veroorzaakt doordat het luchtruim boven Pakistan vanaf 28 februari 2019 gesloten was in verband met het conflict tussen Pakistan en India over de regio Kashmir. Hierdoor moest er worden omgevlogen via een andere, langere route.
4.3.
De onderhavige vlucht (Delhi-München) is vervolgens uitgevoerd met een vertrekvertraging van 150 minuten en een aankomstvertraging van 212 minuten. Deze vlucht heeft 72 minuten langer geduurd en dat had ook te maken met de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. De passagier heeft wegens de vertraagde aankomst van de onderhavige vlucht de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats.
4.4.
De vervoerder betwist tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Amsterdam, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de restricties van de luchtverkeersleiding ten aanzien van de voorafgaande vlucht (München-Delhi). Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de voorafgaande vlucht en de onderhavige vlucht langer hebben geduurd doordat het luchtruim boven Pakistan gesloten was in verband met het conflict tussen Pakistan en India over de regio Kashmir. De passagier betwist dat de onderhavige vlucht is uitgevoerd met hetzelfde toestel als de vlucht München-Delhi. De vervoerder heeft de vluchtrapporten van beide vluchten overgelegd, waaruit naar het oordeel van de kantonrechter voldoende is gebleken dat de twee vluchten met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd. De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraagde aankomst van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.
Uit het overgelegde vluchtrapport van de voorafgaande vlucht volgt dat deze vlucht met een vertraging van 121 minuten is vertrokken. Daarbij wordt vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems, hetgeen wijst op beperkingen van de luchtverkeersleiding wegens drukte op de route van de vlucht) genoemd. Uit de slot history van deze vlucht blijkt ook dat de luchtverkeersleiding meer dan eens de slot van de vlucht heeft gewijzigd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van vertragingscode 81 een nieuwe slot heeft opgelegd aan de vlucht München-Delhi. De vlucht had hierdoor niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken, de instructie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Anders dan de passagier is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat de slotwijzigingen het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. De slotwijzigingen zijn in het onderhavige geval dan ook aan te merken als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.5.
Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de voorafgaande vlucht moest omvliegen wegens de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. Hierdoor duurde de vlucht München-Delhi, naast de 121 minuten, 44 minuten langer, aldus de vervoerder. De passagier heeft hetgeen door de vervoerder is aangevoerd betwist en stelt dat onvoldoende is gebleken dat de vlucht door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim is getroffen. De vervoerder heeft een e-mailbericht overgelegd waarin door een medewerker van Lufthansa Hub Operations Center wordt verwezen naar een NOTAM. Daarin staat dat het luchtruim boven Pakistan is gesloten. Ook wordt verwezen naar een NOTAM waaruit volgt dat de luchtverkeersleiding van Kabul geen overvliegende vluchten aanvaardt die uitwijken in verband met het gesloten luchtruim van Pakistan en waarin wordt verklaard dat de vlucht München-Delhi daarom ten zuiden van Pakistan moet vliegen, hetgeen langer duurt dan normaal en waarin middels een kaartje wordt aangegeven dat om Pakistan heen moet worden gevlogen. Voorts heeft de vervoerder meerdere stukken overgelegd die van dusdanig slechte kwaliteit zijn dat de kantonrechter deze niet kan lezen.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de vlucht München-Delhi vertraging heeft ondervonden vanwege het nemen van een langere vluchtroute door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. Uit de stukken volgt weliswaar dat de vlucht van München naar Delhi via een zuidelijke route moest omvliegen, echter blijkt niet op welke vluchtdatum deze stukken zien. De vervoerder heeft aangevoerd dat zij de route heeft genomen die zij door de luchtverkeersleiding kreeg toegewezen. Het had dan ook op de weg van de vervoerder gelegen om te onderbouwen welke route de luchtverkeersleiding zou hebben opgelegd. De opgelopen vertraging wegens de sluiting van het Pakistaanse luchtruim wordt dan ook niet aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Delhi-München). Uit het vluchtrapportage van de onderhavige vlucht blijkt dat er een aankomstvertraging van 212 minuten is wegens
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector(vertragingscode 93). Voldoende is gebleken dat van de 212 minuten vertraging 121 minuten vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. De vertraging van 121 minuten werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. De passagier is uiteindelijk om 06:57 UTC in München aangekomen en heeft de aansluitende vlucht naar Amsterdam, die om 04:40 UTC is vertrokken, gemist. De geplande aankomsttijd van de onderhavige vlucht was 03:25 UTC. Zonder de buitengewone omstandigheid zou de passagier om 04:56 UTC in München zijn aangekomen, waardoor de passagier alsnog zijn aansluitende vlucht naar Amsterdam zou hebben gemist. Hieruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming dus niet het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
5.8.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 juni 2019, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter