ECLI:NL:RBNHO:2020:11300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/15/305070 / HA ZA 20-445
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake openstaande facturen en opschorting van betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2020 een vonnis in verzet gewezen tussen de besloten vennootschap Boy Limmen Sloopwerken B.V. en een gedaagde partij. Boy Limmen had eerder een verstekvonnis verkregen op 6 mei 2020, waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van openstaande facturen. De gedaagde heeft verzet aangetekend, stellende dat hij niet op de hoogte was van het verstekvonnis en dat de facturen onjuist waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat de gedaagde niet op de hoogte was van het verstekvonnis. De rechtbank heeft vervolgens de oorspronkelijke vordering van Boy Limmen inhoudelijk beoordeeld. Boy Limmen vorderde betaling van € 32.079,23 voor geleverde diensten, maar de gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de facturen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zijn verweer onvoldoende had onderbouwd en dat de vordering van Boy Limmen toewijsbaar was. De rechtbank heeft de wettelijke handelsrente afgewezen, omdat de gedaagde niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het verstekvonnis werd bekrachtigd en de gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/305070 / HA ZA 20-445
Vonnis in verzet van 2 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOY LIMMEN SLOOPWERKEN B.V.,
gevestigd te Schagen, kantoor houdende te Heerhugowaard,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn Nh,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. V.C. van der Velde te Almere.
Partijen zullen hierna Boy Limmen en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze rechtbank op 6 mei tussen Boy Limmen en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis met zaaknummer / rolnummer 301539 / HA ZA 20-207;
  • de verzetdagvaarding van 26 juni 2020;
  • het tussenvonnis van 29 juli 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van mr. van der Hooft voornoemd;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 16 oktober 2020 en de daar overgelegde spreekaantekeningen van mr. van der Hooft voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Boy Limmen heeft op 25 oktober 2019 een offerte inzake “opruimen instorting en saneren asbesthoudende dakbedekking” aan [gedaagde] verzonden.
2.2.
Vervolgens zijn partijen overeengekomen dat de werkzaamheden op basis van nacalculatie zouden worden verricht. [gedaagde] heeft de opdrachtbevestiging getekend. Op 28 oktober 2019 zijn de werkzaamheden door Boy Limmen gestart.
2.3.
Boy Limmen heeft op 1 november 2019 de werkzaamheden van week 44 gefactureerd ten bedrage van € 26.958,29 inclusief BTW.
2.4.
Boy Limmen heeft op 8 november 2019 de werkzaamheden van week 45 gefactureerd ten bedrage van € 7.639,56 inclusief BTW.
2.5.
Op 20 november 2019 heeft Boy Limmen aan [gedaagde] een creditfactuur verzonden ten bedrage van € 2.518,62 inclusief BTW.
2.6.
[gedaagde] heeft voornoemde facturen niet voldaan. Per e-mails van 26 november 2019, 2 december 2019 en 17 december 2019 heeft Boy Limmen aan [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd. Vervolgens heeft Boy Limmen de vordering ter incasso uit handen gegeven, waarna haar incassogemachtigde [gedaagde] meerdere keren tot betaling heeft gesommeerd.

3.Het geschil

3.1.
Boy Limmen heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan Boy Limmen van € 32.079,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 24.439,67 vanaf 2 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 7.639,56 vanaf 9 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de gevorderde hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
II. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan Boy Limmen van € 1.095,79 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en bij gebreke daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Boy Limmen toegewezen behoudens de (volledig) gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke handelsrente betreffende het gevorderde onder I. heeft de rechtbank toegewezen vanaf 30 dagen na ontvangst van de betreffende facturen. De wettelijke (handels)rente over de buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen.
[gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Boy Limmen tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.839,96 inzake proceskosten en € 239,00 inzake nakosten.
3.3.
[gedaagde] vordert in verzet dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] wordt ontheven van het gevorderde zoals toegewezen in het verstekvonnis van 6 mei 2020;
II. primair Boy Limmen in al haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel haar vorderingen af zal wijzen als zijnde onjuist en/of onbewezen;
III. subsidiair de vordering van Boy Limmen zal matigen tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. Boy Limmen zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal eerst beoordelen of het verzet tijdig is ingesteld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verzettermijn aanvangt na de betekening van het vonnis aan de veroordeelde partij in persoon dan wel nadat deze partij een daad heeft gepleegd waaruit bekendheid met de inhoud van het verstekvonnis blijkt.
4.2.
Het staat vast dat het verstekvonnis op 19 mei 2020 niet in persoon aan [gedaagde] is betekend. Boy Limmen voert aan dat [gedaagde] ongemotiveerd heeft gesteld dat hij pas op 30 mei 2020 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] niet woonachtig is op het adres, waar betekening van het verstekvonnis heeft plaatsgevonden. Boy Limmen heeft een en ander niet weersproken. De rechtbank acht het dan ook niet onaannemelijk dat [gedaagde] pas 11 dagen later kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Daarbij komt dat Boy Limmen niet heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] op dit punt. De rechtbank overweegt dat het verzet op 26 juni 2020 tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat [gedaagde] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.3.
De oorspronkelijke vordering van Boy Limmen dient dan ook inhoudelijk te worden beoordeeld. Boy Limmen vordert betaling van haar facturen ten bedrage van
€ 32.079,23. [gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat de facturen onvoldoende althans onjuist zijn onderbouwd.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer tegen de facturen onvoldoende heeft onderbouwd. Het betoog van [gedaagde] dat hij de facturen en urenspecificaties niet heeft kunnen controleren en dat deze te ruim zijn begroot, strookt niet met het feit dat de kosten van de torenkraan, na overleg tussen partijen, zijn gecrediteerd door Boy Limmen. Kennelijk heeft [gedaagde] de door Boy Limmen uitgevoerde werkzaamheden wel degelijk kunnen controleren. Daarnaast is er geen groot verschil tussen het bedrag van de offerte en de bedragen van de facturen. Het uiteindelijk in rekening gebrachte bedrag is zelfs lager dan het in eerste instantie in de offerte vermelde bedrag. Dit leidt ertoe dat dit deel van de vordering toewijsbaar is.
4.5.
[gedaagde] heeft voorts nog een beroep gedaan op zijn opschortingsrecht omdat volgens hem sprake is van een tekortkoming door Boy Limmen. [gedaagde] stelt dat er na de asbestsanering, die door Boy Limmen is uitgevoerd, asbestrestanten zijn aangetroffen op de daken.
4.6.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Boy Limmen, ondersteund door het als productie 10 overgelegde certificaat eindcontrole na asbestverwijdering van laboratorium en adviesbureau Flamant d.d. 4 november 2019, lag het op de weg van [gedaagde] om nader te onderbouwen dat (en in welke mate) er asbestrestanten zijn aangetroffen op de daken. [gedaagde] heeft dat niet gedaan, zodat ook dit verweer van hem wordt verworpen.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Boy Limmen thans een toewijsbare vordering van € 32.079,23 op [gedaagde] heeft.
4.8.
Boy Limmen vordert verder de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom. Artikel 6:119a BW is van toepassing in het geval van een handelsovereenkomst. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dit betekent dat de wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal worden toegewezen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.9.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Boy Limmen tot op heden begroot op:
salaris advocaat
€ 695,00(1 punt × tarief € 695,00)
Totaal € 695,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 6 mei 2020 onder zaaknummer / rolnummer C/15/301539 / HA ZA 20-207 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Boy Limmen tot op heden begroot op € 695,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: DdD