ECLI:NL:RBNHO:2020:11301

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
8153609 \ CV EXPL 19-17334
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Graz via Frankfurt op 29 april 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming en vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en deed een beroep op buitengewone omstandigheden die de vertraging zouden hebben veroorzaakt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen, waardoor de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter heeft de argumenten van de vervoerder beoordeeld, waaronder vertragingen door luchtverkeersleiding en andere operationele problemen. De kantonrechter concludeerde dat, zelfs met de buitengewone omstandigheden, de passagier haar aansluitende vlucht naar Graz alsnog zou hebben gemist. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van de passagier tot compensatie werd toegewezen, omdat de vertraging niet volledig aan de buitengewone omstandigheden kon worden toegeschreven.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten aan de kant van de passagier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8153609 \ CV EXPL 19-17334
Uitspraakdatum: 9 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Oostenrijk)
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Graz (Oostenrijk) via Frankfurt (Duitsland) op 29 april 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In overweging 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder voert aan dat voor het uitvoeren van de rotatievlucht Amsterdam-Frankfurt de vlucht van Frankfurt naar Amsterdam een conditio sine qua non is. Als de vlucht Frankfurt-Amsterdam niet op tijd plaatsvindt, is er geen toestel van de vervoerder in Amsterdam om de vlucht Amsterdam-Frankfurt op tijd uit te kunnen voeren. De voorgaande vlucht (Frankfurt-Amsterdam) stond gepland te vertrekken om 10:40 UTC. Deze vlucht is echter vertraagd uitgevoerd wegens vertragingscode 93; de vorige vlucht kwam vertraagd aan, code 85; verplicht uitladen van bagage van ingecheckte passagiers die toch niet aan boord gingen, code 05; langzaam uitstappen en code 83; beperkende instructies van de luchtverkeersleiding. Reeds om 08:40 UTC werd de “slot” van 10:40 UTC ingetrokken en vervangen door de “slot” van 12:18 UTC met vertragingscode 83; dat betreft door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen in verband met de plaats van bestemming (Amsterdam), aldus de vervoerder. Na diverse wijzigingen door de luchtverkeersleiding werd om 10:14 UTC bepaald dat de vlucht Frankfurt-Amsterdam de “slot” van 11:41 UTC moest gebruiken. De voorgaande vlucht is met een vertraging van 50 minuten om 12:40 UTC geland te Amsterdam. De onderhavige vlucht (Amsterdam-Frankfurt) is vervolgens met een aankomstvertraging van 61 minuten om 14:56 UTC te Frankfurt geland. De passagier heeft wegens de vertraagde aankomst van de onderhavige vlucht de aansluitende vlucht naar Graz gemist. Deze vlucht had een geplande vertrektijd van 14:50 UTC. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De vervoerder moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding en kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen deze omstandigheden niet voorkomen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.6.
De vervoerder heeft het vluchtrapport en de “slot history” van de voorgaande vlucht (Frankfurt-Amsterdam) overgelegd. Deze vlucht had een vertrekvertraging van in totaal 54 minuten. Volgens het vluchtrapport is 27 minuten vertraging ontstaan wegens vertragingscode 83:
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT,13 minuten door vertragingscode 93
;de vorige vlucht kwam vertraagd aan, 10 minuten door vertragingscode 85; verplicht uitladen van bagage van ingecheckte passagiers die toch niet aan boord gingen en 4 minuten door vertragingscode 01; langzaam uitstappen. Ten aanzien van de vertragingscodes 93 en 01 wordt door de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Ten aanzien van de ontstane vertragingen wegens codes 83 en 85 oordeelt de kantonrechter als volgt. De vervoerder heeft middels haar overgelegde vluchtrapport en “slot history” voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van vertragingscode 83 een nieuwe slot heeft opgelegd aan de voorgaande vlucht. De vlucht had hierdoor niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat indien “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. In het onderhavige geval kwalificeert deze omstandigheid dan ook als een buitengewone omstandigheid. Immers vermeldt het vluchtrapport delay code 85 met een duur van 10 minuten. De vertraging voor de duur van in totaal 37 minuten ten gevolge van code 83 en code 85 wordt dan ook aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Amsterdam-Frankfurt). Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat er een aankomstvertraging van 61 minuten is. Daarbij worden de vertragingscodes 93 (
AIRCRAFT ROTATION) en 89O (
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, environmental benefit, delayed start-up / push back due to use of reduced standard taxi times)genoemd. De vertragingsduur wegens code 93 bedraagt 35 minuten. Dit betekent dat er een deel van de vertraging, namelijk 19 minuten, tijdens de vlucht is ingehaald. In deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 35 minuten aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De resterende vertraging van de onderhavige vlucht levert geen buitengewone omstandigheid op. De vervoerder heeft immers geen stukken overgelegd of een onderbouwing gegeven waaruit zou kunnen blijken dat de overige vertraging van 26 minuten een buitengewone omstandigheid oplevert. Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier haar aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 14:56 UTC aangekomen in Frankfurt en de aansluitende vlucht naar Graz is om 14:50 UTC vertrokken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 35 minuten zou de onderhavige vlucht om 14:21 UTC te Frankfurt arriveren. De minimum overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zou de passagier de aansluitende vlucht alsnog missen. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
5.8.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 april 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 72,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter