Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.De feiten
3.Het geschil in het incident
4.De beoordeling in het incident
(1) dat een bodemprocedure aanhangig is,
(2) dat samenhang bestaat tussen hetgeen bij wijze van voorlopige voorziening wordt gevorderd en het gevorderde in de bodemzaak en
(3) dat de eiser een belang heeft bij zijn vordering in die zin dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
Vervolgens dient de rechtbank, evenals in kort geding, de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de bodemzaak en de proceskansen daarin.
5.De beslissing
24 juni 2020voor conclusie van antwoord.