Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Kirloskar Pompen B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
- 6 juni 1993 – 27 november 1996: Assistant manager export bij KBL (de moeder van KPBV);
- 27 november 1996 – 1 juli 2008: Sales manager bij Kirloskar Middle East in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna KMEF)
This has reference to your appointment letter ref KBEB Dated June 30, 2008. Following terms of appointment are amended with effect from 27th March 2009.1) Education allowance would be up to a maximum of Euro 16,700,00 per academic year per child instead of Eur 15.000 mentioned therein.(…)’
…). Based on transaction details and the standard (employee guide 2016) we noted the following detailed findings:- stays at hotels within the Netherlands;- lunches and dinners within the Netherlands, ao. With colleagues and during weekends and bank holidays- purchases at Amazon, of which the individual receipts, invoices are missing;- purchases in duty free airport shops, lacking evidence like invoices or receipts.
(…). The job contract was prepared by me on behalf of Mr. [voorzitter] and the Pension/Gratuity clause and a separate Bonus clause were included.
3.De vordering
Omdat KPBV betaling geweigerd heeft, moet over de gratuity wettelijke rente worden betaald vanaf 1 september 2019.
KPBV moet ook worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op de voet van de staffel Buitengerechtelijke Incassokosten.
4.Het verweer en de (gewijzigde) tegenvordering
ofpensioen
ofde gratuity. Doordat [eiser] er in 2016 voor heeft gekozen om (met terugwerkende kracht vanaf zijn indiensttreding) deel te nemen aan de pensioenregeling, kan hij niet daarnaast ook nog aanspraak maken op gratuity.
Subsidiair, voor het geval zou worden geoordeeld dat [eiser] aanspraak heeft op betaling van gratuity, vordert hij een te hoog bedrag. Ten eerste rekent [eiser] met een te groot aantal dienstjaren, door ten onrechte ook zijn voorgaande dienstjaren bij KBL mee te nemen. Ten tweede heeft [eiser] de gevorderde gratuity ten onrechte (want in strijd met de systematiek van artikel 7) gebaseerd op zijn laatstverdiende salaris. Ten derde geldt dat [eiser] ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de voor hem afgedragen pensioenpremies.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen, primair omdat ook de hoofdvorderingen moeten worden afgewezen, en subsidiair omdat wordt betwist dat [eiser] andere kosten heeft gemaakt dan kosten ter instructie van de zaak.
2. een bedrag van € 36.144,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2011;
3. een bedrag van € 41.975,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2014;
4. een bedrag van € 43.275,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2014;
5. een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2014;
6. de kosten van het geding in reconventie.
5.Het verweer tegen de tegenvordering
6.De beoordeling
voordeelname aan de pensioenregeling, heeft hij daarmee
tegende gratuity gekozen. Dat [eiser] van eenzelfde lezing uitgaat, blijkt volgens KPBV uit het feit dat [eiser] , toen hij als Managing Director nog verantwoordelijk was voor de dagelijkse gang van zaken binnen de organisatie, geen jaarlijkse stortingen heeft gedaan en daarvoor ook geen fonds in het leven heeft geroepen, noch hiervoor een voorziening in de jaarstukken heeft opgenomen. Ook uit het feit dat [eiser] voor zijn opzegging nooit kenbaar heeft gemaakt dat hij, naast deelname aan de pensioenregeling, aanspraak maakte op uitbetaling van een gratuity, valt volgens KPBV af te leiden dat [eiser] daar ook niet vanuit ging. Subsidiair stelt KPBV dat op de gratuity een bedrag van € 80.387,16 in mindering moet worden gebracht, het totaalbedrag dat door KPBV aan pensioenpremies is afgedragen ten behoeve van het pensioen van [eiser] .
the parties intention was to safeguard that a pension woud be accrued for Mr. [eiser] ’.Dat [eiser] – ongeacht zijn deelname aan een pensioenregeling – bij de beëindiging van zijn dienstverband (ook) een gratuity zou ontvangen bij wijze van ontslagvergoeding, valt met de hiervoor weergegeven bedoeling niet te rijmen. Het blijkt ook niet uit de door [eiser] overgelegde stukken. In de verklaring van [voormalig bestuurder] staat weliswaar dat de intentie van de clausule was om [eiser] bij einde dienstverband ‘a terminal benefit’ uit te keren, maar die zin kan niet los gelezen worden van de voorgaande passages, waarin wordt bevestigd dat de gratuity bepaling in overleg met een
pensioenadviseur is opgenomen en dat het bij het aangaan van de overeenkomst nog niet mogelijk was voor expats zoals [eiser] deel te nemen aan een Nederlandse pensioenregeling. Daaruit valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat de gratuity bepaling is opgenomen juist om voor [eiser] een (alternatieve) pensioenvoorziening te creëren. Ook de door [eiser] overgelegde arbeidsovereenkomst van de CEO van de Thaise dochteronderneming bevat onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt van [eiser] . KPBV heeft terecht aangevoerd dat de tekst van die clausule afwijkt van die van [eiser] en dat die bepaling moet worden bezien in de context van het toepasselijke Thaise recht en het pensioenstelsel in Thailand en dus niet relevant is in de huidige context.
peracademic year’). Gesteld noch gebleken is dat deze afspraak nadien op enig moment door partijen is gewijzigd. Uit het enkele feit dat in twee van de in totaal vijf tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomsten een clausule voor de vergoeding van schoolkosten ontbreekt, kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was met elkaar af te spreken dat [eiser] - uitsluitend in die periode en in tegenstelling tot de jaren ervoor en erna - de schoolkosten voor eigen rekening zou nemen. Een dergelijke afspraak, waarbij schoolkosten het ene jaar wel en het andere jaar niet worden vergoed, ligt ook niet voor de hand in een situatie als deze, waarin [eiser] voor zijn baan bij KPBV met zijn gezin (inclusief schoolgaande kinderen) naar Nederland is verhuisd.
7.De beslissing
dagvaarding € 106,46
griffierecht € 1.639,00
salaris advocaat € 2.145,00;
en tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;