Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van belanghebbenden
5.De beoordeling
6.De beslissing
Amsterdam
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2020 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de kinderen recentelijk getuige waren geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en de vader van minderjarige 1. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader van minderjarige 1, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen door de moeder wordt uitgeoefend en dat de kinderen bij haar wonen.
De kinderrechter heeft overwogen dat, hoewel huiselijk geweld schadelijk is voor kinderen, er geen sprake is van een patroon van huiselijk geweld. De incidenten die zich hebben voorgedaan, zijn niet representatief voor de huidige situatie, waarin de moeder en de vader van minderjarige 1 hebben aangegeven dat er rust in het gezin is. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder actief hulpverlening heeft gezocht en dat Veilig Thuis het gezin monitort. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de hulpverlening in het vrijwillig kader voldoende is en dat de door de Raad geadviseerde systeemtherapie niet noodzakelijk is.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie geen verdere ingreep rechtvaardigt. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 januari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.