In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder van de minderjarige, die alleen het gezag heeft, heeft samen met de tante van het kind verzocht om de tante mede met het gezag te belasten. De vader van de minderjarige is onbekend, waardoor er geen andere ouder met familierechtelijke betrekking is. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de tante en de minderjarige en of de belangen van het kind ernstig verwaarloosd zouden worden bij inwilliging van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tante al geruime tijd een belangrijke rol speelt in het leven van de minderjarige en dat zij dagelijks betrokken is bij de opvoeding en verzorging. De moeder heeft psychische problemen en is afhankelijk van de ondersteuning van haar familie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting aangegeven zich te kunnen vinden in het verzoek. De rechtbank concludeert dat er geen gegronde vrees is dat de belangen van het kind verwaarloosd worden en dat het in het belang van de minderjarige is om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft daarom besloten dat de moeder en de tante gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over de minderjarige.