Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het vonnis van 13 november 2019;
- de akte na tussenvonnis, tevens houdende wijziging van eis van [eiser] ;
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagden] ;
- de akte houdende wijziging van eis, alsmede overlegging van producties van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 31 augustus 2020 en de daar overgelegde pleitaantekeningen van mrs. Sliphorst-Dekker en Engels.
2.De verdere beoordeling
en/of-rekening bij de Rabobank werd gebruikt ten behoeve van [gedaagde 1] , terwijl vaststaat dat deze enkel werd gevoed door moeder [van eiser en gedaagde 1] . [gedaagden] hebben onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat voor de door [eiser] opgegeven bedragen die naar hen zijn gegaan, een geldige titel bestond. De rechtbank concludeert hieruit dat [gedaagden] die gelden onrechtmatig hebben onttrokken, althans dat deze bedragen onverschuldigd aan hen zijn betaald. Dit betekent dat een vordering bestaat van de nalatenschap van moeder [van eiser en gedaagde 1] op zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] . Die vordering bedraagt € 167.492,-.
8.535,00(5 punten × tarief € 1.707,00)
3.De beslissing
€ 129.402,41 (honderdnegenentwintig duizend vierhonderdtwee euro en eenenveertig eurocent),