In deze zaak heeft een oud-ambtenaar, aangeduid als [verzoeker], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de gemeente Haarlem te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. De aanleiding voor het verzoek is de wijziging van de arbeidsduur van [verzoeker] van 36 uur naar 18 uur per week per 1 januari 2019, als gevolg van ziekte. [verzoeker] stelt dat de onverkorte toepassing van artikel 7:673 BW in zijn geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De gemeente Haarlem heeft verweer gevoerd en stelt dat de transitievergoeding correct is berekend op basis van de gewijzigde arbeidsduur.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] is sinds 1977 in dienst bij de gemeente Haarlem en is in 2016 gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson. Na een periode van ziekte is hij in 2018 voor 50% arbeidsongeschikt verklaard en heeft hij een WIA-uitkering ontvangen. De gemeente Haarlem heeft op 10 juni 2020 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd, met een toezegging van een transitievergoeding van € 40.459,15 bruto.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de wettelijke bepalingen omtrent de transitievergoeding. De rechter oordeelt dat de wijziging van de arbeidsduur door de gemeente Haarlem gerechtvaardigd was en dat de omstandigheden van [verzoeker] niet voldoende zwaarwegend zijn om af te wijken van de wettelijke regels. Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen, maar de kantonrechter stelt de transitievergoeding vast op het eerder genoemde bedrag, dat de gemeente Haarlem nog niet heeft voldaan. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.