ECLI:NL:RBNHO:2020:11659

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
C/15/309685 / HA RK 20/204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.M. Rensing. Het verzoek was gericht tegen mr. S.A. Steinhauser, de rechter in de hoofdzaak. Verzoekers hadden op 9 november 2020 mondeling om wraking verzocht, omdat zij zich geconfronteerd voelden met nieuwe argumenten van de wederpartij in de hoofdzaak, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort. Verzoekers stelden dat de rechter te veel ruimte gaf aan de wederpartij en dat dit een teken van vooringenomenheid was.

De rechter heeft ter zitting aangegeven dat zij nog geen definitieve beslissing had genomen over het al dan niet toelaten van de pleitnota van de wederpartij. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter niet gewraakt kan worden op basis van een (tussen)beslissing en dat de wrakingsgrond van verzoekers niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/309685 HA RK 20-204
beslissing van 15 december 2020
op het verzoek tot wraking ingediend door
[verzoekers],
wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door hun gemachtigde:
mr. R.M. Rensing,advocaat te Haarlem
verzoekers.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.A. Steinhauser,
hierna: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben op de zitting van 9 november 2020 mondeling de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht Algemeen/VK, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 19/1080, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 7 december 2020. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder zijn de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak – het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort – ter zitting verschenen.

2.Het standpunt van verzoekers

2.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat en ter zitting aan de hand van een pleitnota nader toegelicht – de volgende wrakingsgrond aangevoerd. Op de zitting van 9 november 2020 werden verzoekers geconfronteerd met een pleitnota van de wederpartij in de hoofdzaak (een bestuursorgaan), waarin meerdere nieuwe argumenten naar voren werden gebracht. (De gemachtigde van) verzoekers heeft zich ter zitting tegen het overleggen van de pleitnota en het aanvoeren van nieuwe feiten, omstandigheden en argumenten uitdrukkelijk en meerdere malen verzet. Zij stellen dat de wederpartij in de reeds langere tijd lopende hoofdzaak zijn standpunt heeft gewijzigd ten opzichte van hetgeen die partij eerder had aangevoerd. Zij voeren aan dat de rechtbank niet om een verweerschrift had verzocht. Zij wijzen er op dat er geen sanctie staat op het niet (tijdig) overleggen door de wederpartij in de hoofdzaak van een verweerschrift, terwijl de verzoekers als burgers aan een strikte termijn voor het indienen van beroepsgronden en het indienen van stukken voor de zitting is gebonden. Zij willen dat de pleitnota niet wordt toegelaten en stellen dat de rechter te veel ruimte laat aan de wederpartij in de hoofdzaak. Het zo laat accepteren van substantiële schriftelijke stukken, hoewel er geen strikte regel is die dat verbiedt, moet, aldus verzoekers, worden opgevat als een teken van vooringenomenheid van de rechter.

3.De reactie van de rechter

3.1
Ter zitting heeft de rechter er op gewezen dat zij nog geen definitieve beslissing over het al dan niet toelaten van de in de pleitnota opgenomen stellingen en argumenten had genomen. Zij wijst er voorts op dat het wel of niet toestaan van het overleggen en voordragen van de pleitnota en het al dan niet in de procedure betrekken van nieuwe omstandigheden een procesbeslissing betreft.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Een rechterlijke (tussen)beslissing kan geen grond vormen voor wraking (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, rechtsoverweging 3.3 en 3.4). De wrakingskamer komt ook geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de (hoofd)zaak. Ook voor de motivering van een (tussen)beslissing geldt dat dit geen grond kan vormen voor wraking behalve in het uitzonderlijke geval dat de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.3
De wrakingskamer neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking. Het gaat in de hoofdzaak om een op 4 maart 2019 ingesteld beroep tegen een weigering een omgevingsvergunning te verlenen om af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Verzoekers hebben eerder aanhouding van de zaak verzocht omdat een nieuw bestemmingsplan in procedure zal worden gebracht. In de betreffende pleitnota informeert de wederpartij in de hoofdzaak de rechter onder meer over de stand van zaken met betrekking tot dat nieuwe plan.
4.4
Het al dan niet toestaan een pleitnota over te leggen en de daarin opgenomen feiten, omstandigheden, stellingen en argumenten nog in de procedure naar voren te mogen brengen, behelzen (tussen)beslissingen, ofwel procesbeslissingen. Nog daargelaten dat in onderhavige zaak de rechter over het in de beschouwing betrekken van die (nieuwe) gegevens nog geen definitieve beslissing heeft genomen, kan de wrakingskamer over (de juistheid van) die procesbeslissingen geen oordeel geven. Uit de motivering van de rechter met betrekking tot voornoemde procesbeslissingen blijkt ook niet van vooringenomenheid van de rechter.
4.5
De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. de Bruin, voorzitter, mr. N. Kwak en mr. H. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Gall, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2020.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.