Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
11 november 2019 nog stukken toegezonden.
2.De feiten
€ 3.831,00 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
‘
Met ingang van 1 januari 2019 wordt de waarde van de wettelijke vakantiedagen en van 2 van de bovenwettelijke vakantiedagen die vanaf 1 januari 2019 worden opgebouwd, als volgt berekend:- Het functieloon van 1 dag vermeerderd met de persoonlijke toeslag en de ploegentoeslag;- Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een structurele vergoeding van de toeslagen voor de zaterdag- en zondaguren (art. 33), de Toeslagenmatrix (art. 37) de vuilwerktoeslag (art. 38A), de koudetoeslag (art. 38B), de consignatievergoeding (art. 42), de reisuren voor de werknemers op mobiele kranen (art. 47) en de onregelmatigheidstoeslag (art. 55). In verband met het niet altijd structurele karakter van deze vergoedingen wordt 90% van de totale waarde meegenomen in de berekening;- Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een structurele vergoeding van overuren, zaterdag- en zondaguren voor zover deze de 40 uur per week overschrijden. In verband met het niet altijd structurele karakter van deze vergoedingen wordt dit bedrag vervolgens afgetopt op 22,75% van het functieloon.’
‘
Iedere werknemer in loonschaal A tot en met loonschaal H die gedurende het gehele kalenderjaar 2018 bij werkgever in dienst is geweest en in dat jaar minimaal 100 uren heeft gewerkt waar een toeslag aan verbonden is, niet zijnde de ploegen- en de persoonlijke toeslag, heeft in 2019 recht op een eenmalige uitkering van € 750, - bruto, welke zal worden uitgekeerd in 3 termijnen van € 250,- bruto, uit te betalen op 31 maart, 30 juni en 30 september 2019. Voorwaarde hiertoe is dat de werknemer afstand doet van zijn rechten aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018.’
€ 6.038,53 bruto over vakantiedagen, genoten in de periode van november 2013 tot en met het hele jaar 2018.
3.De vordering
De onregelmatige diensten hebben een regelmatig terugkerend karakter en passen binnen de gebruikelijke werkzaamheden van [eiser] . De onregelmatigheidstoeslag maakt dan ook een intrinsiek deel uit van de aan [eiser] toegekende taken. Daarom moet het basissalaris samen met de onregelmatigheidstoeslag als uitgangspunt gelden voor het loon dat [eiser] ontvangt tijdens zijn vakantie.
4.Het verweer
5. De beoordeling
Uit de berekening van de vordering, overgelegd als productie 9 bij dagvaarding, maakt de kantonrechter op dat de vordering ziet op de jaren 2014 tot en met 2018.
Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden er naar het oordeel van de kantonrechter echter niet toe dat het toewijzen van de vordering op zich in strijd zou zijn met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Dat werknemer hierover niet in een eerder stadium heeft geklaagd, kan daaraan niet afdoen. De omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst als duurovereenkomst is aan te merken en het oplopen van vorderingen voorkomen moet worden, maakt dit niet anders. Ook hierbij geldt dat een achteraf gebleken onjuistheid in de betaling van het loon, in de risicosfeer van werkgever ligt.
Zoals hiervoor overwogen is het uitgangspunt van het HvJ EU dat de werknemer tijdens zijn jaarlijkse vakantie in een situatie moet worden gebracht die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens de gewerkte periodes. Dat een werknemer, ondanks dat hij daarvan financieel nadeel heeft ondervonden, toch zijn vakantiedagen heeft opgenomen, kan er niet toe leiden, dat hij dan ook geen aanspraak meer zou kunnen maken op betaling van achterstallig loon over deze vakantiedagen. De omstandigheid dat in dit geval de recuperatiefunctie niet zou zijn geschonden, acht de kantonrechter, anders dan Appel, dus niet van doorslaggevend belang.
[eiser] heeft bij dagvaarding, productie 9, een overzicht overgelegd van de door hem gevorderde bedragen. Daarbij is jaarlijks voor iedere toeslag een bedrag opgenomen. Hiermee heeft [eiser] echter niet inzichtelijk gemaakt welk aantal uren aan deze bedragen ten grondslag ligt. Ter nadere specificatie van zijn vordering, zal [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om bij akte per periode van loonbetaling aan te geven om hoeveel uren het gaat, gespecificeerd per toeslag, en inzichtelijk te maken hoe dit resulteert in de gevorderde procentuele toeslagen per jaar.
6. De beslissing