Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de besloten vennootschap FGM BEHEER B.V.,
RA BEHEER B.V.,
[F],
1.de besloten vennootschap RVO VERMOGENSADVIES B.V.,
MIMIR HEERHUGOWAARD BEHEER B.V.,
[Z],
4.[S],
1.De procedure
- het vonnis van 23 oktober 2019;
- de brief van 6 november 2020 van de zijde van FGM, RA en [F];
- de brief van 8 november 2019 van de zijde van [S];
- de brief van de rechtbank van 11 november 2019;
- de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek tevens houdende akte van antwoord op eiswijziging aan de zijde van [S];
- de conclusie van dupliek tevens houdende antwoordakte wijziging eis van de zijde van RVO, Mimir en [Z].
2.De verdere beoordeling
Ten tijde van de selectie en aankoop hebben ze zich het verschil tussen MPC India en India II niet gerealiseerd. Op de spreadsheet van gedaagden, waarop de aankopen vermeld staan, staat vermeld dat gedaagden de belegging MPC India ad € 80.000,– hadden, terwijl FGM en RA in feite een belegging MPC India ad € 50.000,– hadden en een belegging India II ad € 30.000,–.
Ook nu nog realiseren gedaagden zich het verschil niet. Ze stellen dat MPC India en India II beleggingsinhoudelijk vergelijkbaar zijn en [S] zegt dat hij betwijfelt of FGM en RA eigenlijk wel India II hadden. MPC India en India II zijn echter twee verschillende beleggingsentiteiten. MPC is een Duitse vastgoedbeleggingsmaatschappij die middels de introductie van MPC beleggers de gelegenheid wilde bieden om te investeren in MPC India. India II was een Nederlandse stichting van oplichters die beleggers de gelegenheid bood via hen te investeren in MPC. Deze stichting was echter niet getoetst door de AFM of (Duitse) Bafin. Gedaagden hebben zonder gedegen onderzoek en informatie India II geselecteerd en aangekocht. Er was geen goedgekeurde prospectus voor India II. Voor zover er wel een prospectus was, zag deze op MPC India. India II heeft nooit een jaarrekening gedeponeerd bij de kamer van Koophandel. In het handelsregister en in het tijdschrift Quote stond informatie die aanleiding had moeten zijn om af te zien van de selectie en aankoop van India II. Daarin was terug te vinden dat aan de mensen achter India II een luchtje zat: [C], SCM Swiss Capital en [T]. De laatste veroordeeld is voor oplichting. Voor zover gedaagden zich wel juist hebben geïnformeerd over India II geldt dat die informatie juist aanleiding had moeten zijn om het niet te selecteren en te kopen. Tot slot was de aankoop van niet-beurs-gerelateerde beleggingen contractueel uitgesloten en waren
over the countereffecten niet toegestaan.
over the countereffecten te hebben toegelaten tot het beheer terwijl dat was uitgesloten, en te hebben nagelaten om gedegen onderzoek te doen naar de geschiktheid van de belegging voor FGM en RA, terwijl ze dat wel hadden moeten doen, dan wel, indien zij dat onderzoek wel hebben gedaan, in weerwil daarvan toch te hebben aangeschaft. Voorts wordt RVO verweten misleidend te hebben gerapporteerd over de belegging door deze op één hoop te gooien met MPC India. Tot slot wordt opgemerkt dat RVO op grond van artikel 6:170 BW risico-aansprakelijk is voor de gedragingen van [S].
De rechtbank ziet in de stellingen van FGM en RA echter onvoldoende feiten en omstandigheden om te kunnen aannemen dat [S] als werknemer zodanig gedrag vertoond heeft bij de opname van India II in de portefeuille van FGM en RA dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Bij dat oordeel heeft de rechtbank betrokken de contractuele relatie tussen zijn werkgever en FGM, zijn relatie met zijn eigen werkgever en zijn positie in de organisatie.
[S] zullen worden afgewezen. Eisende partijen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [S] worden begroot op:
- griffierecht 291,00
- salaris advocaat
2.085,00(3,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.376,00.
3.De beslissing
woensdag 8 juli 2020, om 9.15 uur.