In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres, die slachtoffer is van geweldsmisdrijven, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Commissie dat haar aanvraag voor schadevergoeding had afgewezen. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 4 september 2019, waarin de Commissie de gelegenheid kreeg om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De Commissie heeft vervolgens een aanvullend besluit genomen op 1 november 2019, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft haar zienswijze over het herstel van het besluit naar voren gebracht, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het niet voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de Commissie niet onredelijk heeft gehandeld door de schadevergoeding die eiseres van de dader ontvangt te verrekenen met de uitkering uit het Schadefonds. De rechtbank heeft de Commissie veroordeeld in de proceskosten van eiseres en bepaalt dat het betaalde griffierecht aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.