Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 januari 2020;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2020 met de daarin genoemde stukken;
- de brief met bijlagen van mr. Kortman d.d. 22 juni 2020;
- de brief van mr. Eijer d.d. 23 juni 2020.
2.De feiten
- de partijen gezamenlijk in eigendom toebehorende echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] (hierna: de woning) moet worden verkocht aan een derde;
- de man de vrouw een bedrag dient te betalen van € 55.000,- (zegge: vijfenvijftigduizend euro) ter vergoeding van de helft van de waarde van de boot.
3.Het geschil
in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Partijen verschillen met elkaar van mening over de hoogte van het per saldo door de man aan de vrouw verschuldigde bedrag terzake van voormelde (artikel 1.4 tot en met artikel 1.9) afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden. Ter beëindiging van onzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag stellen partijen deze vast op een bedrag van € 130.000,-. Dit is een vaststellingsovereenkomst.”
dealmet elkaar gesloten. Onder die omstandigheden kan het beroep op dwaling omtrent de waarde van een of meer vermogensbestanddelen niet slagen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aanvaarding zoals bedoeld in artikel 3:196 lid 4 BW en dat de vrouw daarmee haar recht op vernietiging bewust heeft prijsgeven.
3.414,00(2 punten × tarief € 1.707,00)