In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 14 oktober 2020 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een vrouw en een man, die samenwoonden en nu in een geschil verwikkeld zijn over de afwikkeling van hun samenwoning. De vrouw is eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl de man gedaagde in conventie en eiser in reconventie is. Beide partijen hebben advocaten ingeschakeld, respectievelijk mr. P.F.M. Deijkers en mr. E.F.E. Hoekstra.
De procedure begon met een tussenvonnis op 17 juni 2020, waarin de man de gelegenheid kreeg om te bewijzen dat er op 6 september 2013 een bedrag van € 26.000,- aan contanten in de woning aanwezig was en dat de vrouw dit bedrag heeft meegenomen. De man bracht een geluidsfragment in als bewijs, maar de rechtbank oordeelde dat dit fragment niet voldoende bewijs leverde voor de claim van de man. De rechtbank concludeerde dat de man niet geslaagd was in zijn bewijsopdracht.
De rechtbank heeft vervolgens de waarde van de woning vastgesteld en bepaald dat deze moet worden getaxeerd door een makelaarskantoor. De vordering van de vrouw om een uitkering bij haar pensioengerechtigde leeftijd werd afgewezen. De man werd veroordeeld tot het verstrekken van inzicht in zijn opgebouwde pensioenen en tot het melden van de partnerpensioenverplichting aan de pensioenfondsen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.