ECLI:NL:RBNHO:2020:1322

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
C/15/298864 / KG ZA 20-60
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over de geldigheid van de termijn voor executieverkoop van aandelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er een executiegeschil ontstaan over de vraag of de door de rechter gegeven termijn voor de executieverkoop van aandelen in Piovra Enterprises B.V. nog geldig was. De voorzieningenrechter heeft op 20 februari 2020 geoordeeld dat de termijn voor de executieverkoop niet was verstreken en dat de aandelen aan de koper geleverd mochten worden. De stichting Deelnemers Expat Real Estate Fund III had eerder een verzoek ingediend voor verlof tot verkoop van de in beslag genomen aandelen, wat door de rechtbank Midden-Nederland was goedgekeurd. De executieveiling vond plaats op 2 januari 2020, maar de koper bleek in staat van faillissement te verkeren, wat leidde tot een nieuwe veiling op 30 januari 2020. De eisers, vertegenwoordigd door mr. V.P. Melens, stelden dat de executieveiling niet rechtsgeldig was omdat de termijn voor verkoop was verstreken. De rechtbank oordeelde echter dat de termijn was geschorst door het lopende executiegeschil en dat de toestemming voor verkoop nog steeds geldig was. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/298864 / KG ZA 20-60
Vonnis in kort geding van 20 februari 2020
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIOVRA ENTERPRICES B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisers,
advocaat mr. V.P. Melens te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
DEELNEMERS EXPAT REAL ESTATE FUND III,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOEDER B.V., onder meer handelend onder de naam
Boeder c.s. Gerechtsdeurwaarders en Boeder Incasso
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
verschenen in persoon bij monde van haar bestuurder.
Partijen zullen hierna [eiser1] c.s., de stichting en de deurwaarder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de fax van mr. Melens d.d. 20 januari 2020 waarin is gevraagd om behandeling van de zaak op de kortst mogelijke termijn
  • de fax d.d. 30 januari 2020, waarbij namens [eiser1] c.s. een concept-dagvaarding is ingezonden
  • de email van de deurwaarder van 30 januari 2020 houdende reactie
  • de telefonische interventie van de voorzieningenrechter van 30 januari 2020, inhoudende het verzoek aan de deurwaarder om de verdere executie te schorsen totdat de zaak inhoudelijk is beoordeeld
  • de email van de deurwaarder van 30 januari 2020 houdende bevestiging van de schorsing van de executie
  • de dagvaarding van 5 februari 2020
  • de brief met producties van de zijde van De stichting
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser1] c.s.
  • de pleitnota van de stichting.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 13 februari 2020 zijn verschenen voor [eiser1] c.s. mr. Melens voornoemd en mr. W.M. van Agt, namens de stichting de heren [A.], [B.] en [C.], bijgestaan door mr. Schram voornoemd en namens de deurwaarder B.V., [D.] (bestuurder).
1.3.
Aan het slot van de mondelinge behandeling is het vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De stichting heeft bij exploot van 27 juni 2019 uit hoofde van een vonnis in kort geding van 11 juni 2019 ten laste van [eiser1] executoriaal beslag gelegd op alle aandelen die [eiser1] houdt in het kapitaal van Piovra.
2.2.
De stichting heeft tijdig een verzoek ingediend bij deze rechtbank strekkende tot het verkrijgen van verlof om over te mogen gaan tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen.
2.3.
De rechtbank Midden-Nederland heeft (na verwijzing van de zaak door deze rechtbank in verband met de relatieve bevoegdheid) op 4 december 2019 het gevraagde verlof verleend.
Deze beschikking houdt onder meer het volgende in:
(…)
3. De beoordeling
(…)
Wijze van verkoop
3.3
De stichting heeft verzocht om de termijn voor verkoop en overdracht van de aandelen op vier weken te stellen. Die termijn heeft de stichting afgestemd met de deurwaarder. (…)
3.6
Volgens de stichting wordt heer [D.], deurwaarder, belast met de uitvoering van de verkoop. Hij zal de leiding moeten nemen bij de verkoop van de aandelen en de verdere voorwaarden voor de verkoop vast moeten stellen. (…)
3.7
De rechtbank stelt – conform artikel 474g lid 1 Rv – de termijn vast waarbinnen de deurwaarder tot verkoop van aandelen over moet gaan. De verzochte termijn van vier weken wordt toegewezen.
(…)

4.De beslissing

De rechtbank
4.1
verleent verlof aan de Stichting Deelnemers Expat Real Estate Fund III om over te gaan tot verkoop en overdracht van de door haar op 27 juni 2019 in beslag genomen aandelen in het kapitaal van Piovra Enterprises B.V., met inachtneming van hetgeen hierna is bepaald;
4.2
wijst de heer [D.], dan wel een door hem aan te wijzen vervangende deurwaarder verbonden aan hetzelfde kantoor, aan als deurwaarder die met de executie belast is en belast hem voorts met de in de wet aan hem opgedragen taken;
4.3
bepaalt dat de deurwaarder de aandelen dient te verkopen op de wijze die de hoogste netto verkoopopbrengst oplevert binnen de hierna te bepalen verkooptermijn;
4.4
bepaalt de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden, met inachtneming van de wettelijke en (overige) statutaire bepalingen als bedoeld in artikel 474g lid 4 Rv, op vier weken na betekening van deze beschikking; (…)
2.4.
De beschikking is bij exploot van 12 december 2019 betekend aan Piovra en bij exploot van 23 december 2019 betekend aan [eiser1].
In het exploot is de executieveiling aangezegd tegen 2 januari 2020 te 14:00 uur.
2.5.
[eiser1] heeft getracht de executieverkoop door middel van een kort geding tegen te houden. De dagvaarding voor dit executiegeschil is op 31 december 2019 betekend aan de stichting en de deurwaarder. De mondelinge behandeling in die zaak heeft plaatsgevonden bij de rechtbank Midden-Nederland op 2 januari 2020 te 13.30 uur. Voorafgaand aan de dagbepaling voor uitspraak is namens de stichting medegedeeld dat (eventuele) verkoop zou plaatsvinden onder voorbehoud van gunning. De uitspraak is door de voorzieningenrechter bepaald op 16 januari 2020.
2.6.
De executieveiling heeft plaatsgevonden op 2 januari 2020 om 14.00 uur . Uit het proces-verbaal van de deurwaarder van die datum blijkt dat de aandelen door executante onder voorbehoud van gunning voor een bedrag van € 200.000,- zijn verkocht aan de hoogste bieder de heer [E.].
2.7.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 16 januari 2020 de vordering van [eiser1] in het executiegeschil afgewezen.
2.8.
Koper [E.] bleek in staat van faillissement te verkeren. De deurwaarder heeft op 17 januari 2020 contact opgenomen met de curator in dat faillissement. Op grond van mededelingen van de curator heeft de deurwaarder de levering van de aandelen uitgesteld totdat een faillissementsverhoor zou hebben plaatsgevonden. Dit faillissementsverhoor heeft op 29 januari 2020 plaatsgevonden.
2.9.
Op 24 januari 2020 heeft de deurwaarder, rekening houdend met de mogelijkheid dat op 29 januari 2020 duidelijk zou worden dat [E.] zijn bod niet gestand zou kunnen doen, een nieuwe veilingdatum aangekondigd, te weten 30 januari 2020 te 9:00 uur. In de kennisgeving voor die nieuwe datum is tevens vermeld
‘de kans bestaat dat de verkoop niet doorgaat.’Van deze zogenoemde aanplakking heeft de deurwaarder op 24 januari 2020 een proces-verbaal opgemaakt.
2.10.
Tevens heeft de deurwaarder bij exploot van 24 januari 2020 de nieuwe datum voor de executieveiling aangezegd aan [eiser1] c.s.
2.11.
De mogelijk belanghebbenden zijn per brief van 27 januari 2020 geïnformeerd over de nieuwe veilingdatum. In die brief is onder meer vermeld:
De verkoop geschiedt zonder verkoopprospectus wegens het ontbreken van financiële gegevens van de BV, bij opbod tegen directe betaling op onderstaand kantooradres. De registratie van belangstellenden vindt plaats om 08:30 uur.
2.12.
Nadat op 29 januari 2020 duidelijk was geworden dat [E.] zijn bod niet gestand kon doen omdat de curator geen toestemming verleende, heeft de deurwaarder op die datum een proces-verbaal van niet gunning opgemaakt. Dit proces-verbaal houdt het volgende in:
(…)
IN HET VERVOLG OP:
het proces verbaal van verkoop d.d. 2 januari 2020 betreffende de executie verkoop ten laste van (…) [eiser1] betreffende alle aandelen in de besloten vennootschap Piovra Enterprises B.V. (…) aan de heer [E.] (…) in welk proces verbaal is opgenomen dat de verkoop plaats vindt onder voorbehoud van gunning door de executant;
GECONSTATEERD:
dat executant niet is over gegaan tot gunning met als reden dat na de veiling is gebleken dat de heer [E.] in staat van faillissement verkeert waardoor hij beschikkingsonbevoegd is en die tot vandaag 15.00 uur in de gelegenheid is geweest om zijn veilingkoop door de curator te laten bevestigen en de koopprijs onvoorwaardelijk te betalen aan welke voorwaarden niet is voldaan;
dat nu niet is gegund de eerdere biedingen zijn vervallen en de veiling wordt doorgezet en wel op donderdag 30 januari 2020 om 09:00 uur op mijn kantoor conform de daartoe betekende aanzegging, publicatie en aanplakking.
2.13.
Eveneens op 29 januari 2020 heeft de advocaat van [eiser1] c.s. bij exploot bezwaar gemaakt bij de deurwaarder tegen de aanzegging van een nieuwe datum voor de executieveiling bij exploot van 24 januari 2020. De deurwaarder heeft laten weten over de inhoud van het exploit niet met de advocaat in discussie te willen gaan.
2.14.
Op 30 januari 2020 heeft de deurwaarder een half uur voor aanvang van de executieveiling de beschikking van 4 december 2019 opnieuw aan [eiser1] c.s. betekend.
2.15.
Tijdens de veiling op 30 januari 2020 is opnieuw een bod uitgebracht van
€ 200.000 voor de aandelen, ditmaal door de heer [F.]. Het één na hoogste bod van € 175.000,- werd uitgebracht door de stichting. De stichting heeft de deurwaarder daarbij laten weten dat als de hoogste bieder zijn bod niet gestand zou kunnen doen, zij haar bod gestand kon doen.
Nadat de deurwaarder was gebleken dat [F.] niet binnen de hem door de deurwaarder gestelde termijn aan zijn betalingsverplichting kon voldoen, is gegund aan de stichting.

3.Het geschil

3.1.
[eiser1] c.s. vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de overdracht van de beslagen aandelen van [eiser1] in Piovra zal verbieden, voor zover er geen (nieuw) verlof is verleend om over te gaan tot verkoop en levering van die aandelen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de stichting en de deurwaarder hoofdelijk in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser1] c.s. hebben in de eerste plaats aan hun vordering ten grondslag gelegd dat het de deurwaarder niet was toegestaan om aan de verkoop een voorbehoud van gunning te verbinden, omdat dit in de beschikking van de rechtbank van 4 december 2019 niet was bepaald.
3.3.
[eiser1] c.s. leggen verder aan hun vordering ten grondslag dat de executieveiling van 30 januari 2020 nooit had mogen plaatsvinden omdat het de executant, de stichting, ontbrak aan de vereiste toestemming van de rechtbank als bedoeld in artikel 474g Rv.
Zij stellen dat in de beschikking van 4 december 2019 expliciet is bepaald dat de verkoop en overdracht binnen vier weken na betekening van de beschikking diende plaats te vinden.
Nu de betekening had plaats gevonden op 12 december 2019 respectievelijk op 23 december 2019 was die termijn van vier weken verstreken op 9 januari 2020 respectievelijk 20 januari 2020. De executant heeft nagelaten verlenging van die termijn te verzoeken, zodat voor de executieveiling op 30 januari 2020 geen toestemming meer bestond. Om die reden dient er volgens [eiser1] c.s. eerst een nieuw verlof gevraagd te worden aan de rechtbank alvorens tot een rechtsgeldige veiling kan worden overgegaan.
3.4.
Verder voeren [eiser1] c.s. aan dat, kennelijk in een bewuste poging om een executiegeschil onmogelijk te maken, de veiling van 30 januari 2020 bijzonder laat is aangezegd.
3.5.
De stichting voert verweer. Zij betwist dat de termijn die is gesteld in de beschikking van 4 december 2019 reeds op 30 januari 2020 reeds was verstreken. Daarbij benadrukt zij dat [eiser1] zelf heeft zorggedragen voor vertraging door het aanhangig maken van een executiegeschil in kort geding, als gevolg van welk kort geding de verdere voortgang van de verkoop moest worden opgeschort in afwachting van de uitspraak.
De stichting stelt dat de deurwaarder na die uitspraak de executie direct weer ter hand heeft genomen.
Voor zover de termijn wel zou zijn overschreden heeft dit volgens de stichting niet tot gevolg dat de verkoop en de overdracht niet meer rechtsgeldig zouden kunnen plaatsvinden. Nu de termijn in de beschikking van 4 december 2019 als separaat voorschrift is opgenomen en het verlof niet is verleend onder voorwaarde dat de verkoop/overdracht binnen 4 weken plaatsvindt, zou de partij die de termijn laat overschrijden hooguit schadeplichtig kunnen zijn.
Tot slot voert de stichting aan dat de door [eiser1] c.s. in het onderhavige kort geding ingestelde vordering misbruik van bevoegdheid oplevert nu zij door het uitstel de gelegenheid hebben gekregen een executiegeschil te voeren, ook overigens op geen enkele wijze zijn geschaad door het feit dat de executie langer duurde en eerder ook zelf op uitstel van executie hebben aangedrongen.
3.6.
De deurwaarder voert eveneens verweer. Hij heeft verklaard dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland ter zitting van 2 januari 2020 heeft gevraagd of de aandelen al geleverd waren, dat hij daarop heeft geantwoord dat er is gegund onder voorbehoud van betaling en van de uitkomst van het executiegeschil, en dat daarbij verder niet is gesproken over de lopende termijn.
Verder stelt de deurwaarder dat de wijze waarop hij de verkoop ter hand heeft genomen aansluit bij het bepaalde in artikel 469 lid 5 Rv. De deurwaarder is van opvatting dat die bepaling toelaat dat de veiling op een latere datum wordt voortgezet. Dan moet uiteraard wel een nieuwe datum voor die veiling worden bepaald, welke datum dan ook moet worden aangeplakt.
Aldus bezien heeft de verkoop die op 2 januari 2020 is aangevangen volgens de deurwaarder t/m 30 januari 2020 doorgelopen, hetgeen meebrengt dat de voor verkoop gestelde termijn niet is overschreden. Daarbij benadrukt hij dat door de bepaalde termijn van 4 weken wel op korte termijn verkocht moest worden.
3.7.
Tot slot merkt de deurwaarder op dat hij als deurwaarder slechts uitvoering geeft aan de opdracht van de executant en reeds om die reden niet kan worden aangesproken in dit geschil.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op het prealabele verweer van de deurwaarder. Dat verweer faalt. De deurwaarder wordt door [eiser1] c.s. aangesproken met een vordering uit onrechtmatige daad. De enkele verwijzing naar een opdracht van de cliënt vrijwaart de deurwaarder niet voor schade die hij toebrengt aan belangen van de geëxecuteerde, indien de executie niet overeenkomstige de daarvoor gestelde wettelijke regels plaatsvindt. De deurwaarder heeft wat betreft de rechtmatigheid van zijn ambtsuitoefening immers ook jegens derden een eigen verantwoordelijkheid.
4.2.
De sub 3.2 gestelde grondslag faalt. De rechtbank heeft in de beschikking van 4 december 2019 in r.o. 3.6 overwogen dat de deurwaarder als de aangewezen deurwaarder de leiding zal moeten nemen bij de verkoop van de aandelen en de verdere voorwaarden voor de verkoop vast zal moeten stellen en heeft daaraan geen restricties verbonden.
In het algemeen heeft een deurwaarder de bevoegdheid om een executoriale verkoop binnen de grenzen van de wet te houden op een wijze die hem geëigend voorkomt. Uit het bepaalde in artikel 469 Rv moet worden afgeleid dat de deurwaarder een bijzondere zorgplicht heeft aangaande de voldoening van de koopprijs. Het gestelde voorbehoud van gunning sloot daarbij aan. In aanmerking genomen de niet betwiste stelling dat de bieding van koper [E.] was afgestemd met [eiser1] c.s., moet worden aangenomen dat het bieden van gelegenheid aan [E.] om boter bij de vis te doen bovendien in het belang was van [eiser1] c.s., zodat het even opportunistisch als onbegrijpelijk is dat daarover nu wordt geklaagd.
Daar komt nog bij dat de wijze waarop de deurwaarder hier heeft geopereerd aansloot bij het gegeven dat [eiser1] c.s. als geëxecuteerde bezwaren hadden opgeworpen tegen de executie en ruimte bood om met de beoordeling van die bezwaren bij het vervolg van de executie rekening te houden zonder kansen op een goede verkoopopbrengst te laten schieten.
4.3.
Daarmee is de voorzieningenrechter nu toe aan de sub 3.3. vermelde grondslag. Hij overweegt daaromtrent als volgt.
Het bepaalde in artikel 474g Rv en de op de voet van die bepaling door de rechtbank in de verlofbeschikking opgenomen termijn strekt ertoe te bewerkstelligen dat een executieverkoop van de aandelen waarop executoriaal beslag rust, voortvarend ter hand genomen wordt. Die voortvarendheid is bedoeld om er voor te zorgen dat de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden binnen een redelijke termijn weet waar zij aan toe is.
De rechtbank heeft bij de keuze van de in haar beschikking van 4 december 2019 gestelde termijn voor executoriale verkoop en overdracht van de aandelen niet meer of anders gedaan dan het verzoek van de stichting gevolgd, welk verzoek door de Stichting was afgestemd met de deurwaarder die met de executie was belast. Aangenomen moet worden dat bij de inschatting die de deurwaarder heeft gemaakt voor de tijd die hij nodig heeft om de executie te volvoeren geen rekening is gehouden met de rechtsmiddelen die in de loop van die executie zijn aangewend.
De deurwaarder heeft de executie ook voortvarend ter hand genomen door op 2 januari 2020 een executieverkoop te houden. Hij heeft er vervolgens voor gekozen om de afwikkeling van die verkoop zodanig vorm te geven dat er ruimte was om de voorzieningenrechter de normale termijn te geven om in het door [eiser1] aangespannen executiegeschil vonnis te wijzen.
4.4.
Procesrechtelijke voorschriften hebben in essentie een dienende functie; zij zijn bedoeld om partijen in staat te stellen op een eerlijke en ordelijke wijze tot materiële rechtsverwerkelijking te komen.
Dit in aanmerking genomen noopt een redelijke uitleg en toepassing van de voor verkoop en overdracht gestelde termijn, conform haar voormelde strekking, onder de geschetste omstandigheden tot de opvatting dat die termijn geschorst moet worden geacht gedurende de tijd die is verstreken tussen de datum waarop het executiegeschil is behandeld en de datum waarop in dat geschil vonnis is gewezen.
Voor die uitleg is temeer reden nu uit dat vonnis moet worden opgemaakt dat [eiser1] erover heeft geklaagd dat de voor verkoop en overdracht gestelde termijn
te kortis om tot een goede waardebepaling van de aandelen te komen.
4.5.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de tijd die is verstreken tussen de opschorting van de overdracht van de aandelen door de deurwaarder op 30 januari 2020 -die na daartoe strekkende aandrang van [eiser1] c.s. op uitdrukkelijk verzoek van de voorzieningenrechter heeft plaatsgevonden en bedoeld was om [eiser1] c.s. de gelegenheid te geven het onderhavige kort geding te voeren vóórdat de levering van de aandelen zijn beslag heeft gekregen- en de datum waarop in dit kort geding uitspraak wordt gedaan. Ook gedurende die tijd moet de in de beschikking gestelde termijn geschorst worden geacht.
4.6.
Dit een en ander in aanmerking nemend heeft de termijn gelopen van:
  • 24 december t/m 2 januari 2019, en
  • 17 januari 2020 t/m 30 januari 2020.
De termijn is dus nog niet verstreken; de toestemming geldt nog.
Dat brengt mee dat er geen grond is om de overdracht van de aandelen te verbieden. De vorderingen van [eiser1] c.s. worden om die reden afgewezen. Alle overige argumenten kunnen onbesproken blijven.
4.7.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat de deurwaarder er met zijn op art. 469 Rv gebaseerde betoog aan voorbij ziet dat niet alleen de verkoop, maar ook de overdracht binnen de hier aan de orde zijnde termijn dient plaats te vinden.
4.8.
[eiser1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden begroot op:
 aan de zijde van de stichting
vastrecht € 656,00
salaris advocaat € 980,00
totaal € 1.636,00
 en aan de zijde van De deurwaarder
vastrecht € 656,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser1] c.s. tot betaling aan de stichting van een bedrag van € 1.636,00 ter zake van de proceskosten;
5.3.
veroordeelt [eiser1] c.s. tot betaling aan Boeder van een bedrag van € 656,00 ter zake van de proceskosten;
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 20 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1155