ECLI:NL:RBNHO:2020:1714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
6829492 \ CV EXPL 18-3036
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om pleidooi in luchtvaartzaak tussen Airhelp Limited en Ryanair Limited

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Ryanair Limited, een rechtspersoon naar Iers recht, vanwege een vertraagde vlucht op 10 juni 2016. De passagiers, die met Ryanair van Amsterdam naar Dublin zouden vliegen, hebben Airhelp gemachtigd om hun vordering te innen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Airhelp vorderde compensatie van Ryanair, maar Ryanair betwistte de vordering en stelde dat Airhelp niet-ontvankelijk was omdat de vordering niet rechtsgeldig was overgedragen. Tijdens de procedure verzocht Airhelp om pleidooi, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat het verzoek in strijd was met de goede procesorde. De kantonrechter concludeerde dat Airhelp niet voldoende feiten had aangevoerd om haar vordering te onderbouwen, en wees de vordering af. De proceskosten werden aan Airhelp opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6829435 \ CV EXPL 18-3034
Uitspraakdatum: 11 maart 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
gedaagde
hierna te noemen Ryanair
gemachtigde mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 27 maart 2018 een vordering tegen Ryanair ingesteld. Ryanair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Ryanair een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Airhelp heeft op de rolzitting van 26 februari 2020 verzocht om pleidooi.

2.De feiten

2.1.
Passagiers [passagier 1], [passagier 2],
[passagier 3], [passagier 4], [passagier 5] en [passagier 6] (hierna gezamenlijk: de passagiers) hebben met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Dublin op 10 juni 2016 met vluchtnummer FR3101, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd.
2.3.
De passagiers [passagier 1], [passagier 2],
[passagier 3], [passagier 4], [passagier 5] en
[passagier 6] hebben afzonderlijk op respectievelijk 25 juli 2016,
4 augustus 2016, 1 september 2016, 20 juli 2016, 19 juli 2016 en 1 augustus 2016 een assignment form ondertekend. In deze assignment forms staat onder andere het volgende:

The client hereby assigns to AirHelp full ownership and legal title to his/her Claim pursuant to Regulation 261/04 in relation to the above operated flight(s) identified by the booking reference pursuant to the T&C”.
(…)
If the assignment pursuant to this assignment form is declared invalid for any reason, the assignment form shall be considered a power of attorney granted by the Client to Airhelp, pursuant to which AirHelp is granted exclusive power, with full substitution right, to (…)”.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde vertraging. Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Ryanair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.725,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de extra kosten voor betekening in het buitenland en de vertaalkosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Ryanair vanwege de verstoring van de vlucht gehouden is compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maakt Airhelp aanspraak op betaling door Ryanair van de buitengerechtelijke kosten, vertaalkosten van de dagvaarding, extra kosten van betekening in het buitenland en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Ryanair betwist de vordering. Ryanair voert primair aan dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering. Van een last tot inning is volgens Ryanair geen sprake. Volgens Ryanair volgt uit de tekst van het assignment form in combinatie met de algemene voorwaarden van Airhelp dat de passagiers en Airhelp hebben beoogd de vordering van de passagiers in eigendom over te dragen aan Airhelp. Het is echter volgens Ryanair niet mogelijk om de vordering van de passagiers in eigendom over te dragen aan Airhelp, gelet op artikel 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden die van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst tussen de passagiers en Ryanair. Daarin is opgenomen dat vorderingen die uit die overeenkomst voortvloeien of daarmee samenhangen kunnen noch mogen worden overgedragen aan derden. Daarmee is de overdraagbaarheid van eventuele vorderingsrechten van de passagiers zowel goederenrechtelijk als verbintenisrechtelijk uitgesloten. Het vorderingsrecht is dus niet rechtsgeldig overgedragen, zodat Airhelp geen vordering kan instellen, aldus Ryanair. Subsidiair voert Ryanair aan Airhelp haar vordering niet heeft onderbouwd, omdat zij het verloop van de vlucht en de daadwerkelijke tijd waarop de passagiers zijn geland niet heeft vermeld.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Airhelp heeft verzocht te worden toegelaten tot pleidooi. De kantonrechter overweegt daartoe dat partijen op grond van artikel 134 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) recht hebben op pleidooi. Een verzoek om een zaak te mogen bepleiten kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden geweigerd. In de onderhavige zaak heeft Airhelp het verzoek om pleidooi circa zes maanden na de laatste proceshandeling ingediend (de conclusie van dupliek is ingediend op de rolzitting van 22 augustus 2018), terwijl zij een eerder pleidooiverzoek heeft ingetrokken bij e-mail van 25 april 2019. Daarna hebben er dus geen proceshandelingen meer plaatsgevonden en Airhelp is voldoende in de gelegenheid geweest haar stellingen te verduidelijken. Gelet hierop zal de kantonrechter het verzoek tot pleidooi als in strijd met de goede procesorde afwijzen.
5.3.
Partijen twisten over de uitleg van de bepalingen in het assignment form. Airhelp betoogt dat het assignment form als een lastgevingsovereenkomst ex artikel 7:414 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) beschouwd dient te worden. Zij wijst in dit verband op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:4488. Volgens Airhelp heeft zij de passagiers niet betaald om de vordering “over te kopen”. Airhelp stelt dat op grond van de lastgevingsovereenkomst het vorderingsrecht bij de passagiers berust en dat Airhelp alle handelingen in opdracht van de passagiers verricht, waarbij Airhelp in eigen naam of in naam van de passagiers kan procederen. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat met het assignment form beoogd was de vordering van de passagiers in eigendom over te dragen aan Airhelp en dat Ryanair zich daarnaast met succes kan beroepen op het cessieverbod in haar algemene voorwaarden, verzoekt Airhelp om rectificatie van de partijaanduiding in de dagvaarding. Volgens Airhelp is in dat geval sprake van een duidelijke vergissing die ook voor Ryanair kenbaar was. Ryanair wordt door rectificatie niet benadeeld, aldus Airhelp.
5.4.
Volgens Ryanair volgt uit het assignment form dat de passagiers de volledige eigendom van de vordering aan Airhelp hebben gecedeerd. Ryanair wijst op de eerste hierboven onder 2.3. vermelde tekst van het assignment form. Airhelp en de passagiers hebben hiermee volgens Ryanair cessie beoogd. Volgens Ryanair is daarnaast in het assignment form bepaald dat, indien de overdracht niet geldig wordt verklaard, de passagiers aan Airhelp volmacht geven. Ryanair wijst erop dat in artikel 1.6 van de algemene voorwaarden van Airhelp volmacht als volgt wordt gedefinieerd:

1.6 “Volmacht”: het document, waarmee de Cliënt, met inachtneming van de algemene voorwaarden daarin, de eigendom van de Claim overdraagt aan Airhelp”.
Dit betekent volgens Ryanair dat de passagiers ook in geval van volmacht de eigendom van de vordering overdragen aan Airhelp.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhoudingen tussen partijen geregeld zijn, kan niet alleen beantwoord worden op grond van een zuiver taalkundige uitleg. Het komt aan op de bedoeling die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Deze uitleg staat bekend als de Haviltexnorm. Van belang is in de onderhavige kwestie dat Ryanair geen partij was bij de totstandkoming van het assignment form. Indien een overeenkomst of een regeling naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die tekst, dient de cao-norm toegepast te worden bij de uitleg van die tekst. Dit houdt in dat voor de uitleg de bewoording van de tekst, gezien in het licht van de gehele tekst, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Tussen beide uitlegnormen (Haviltex en cao) bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427, DSM/Fox). De gemeenschappelijke grondslag van beide normen is dat bij de uitleg van een schriftelijk contract, telkens alle omstandigheden van het concrete geval een beslissende betekenis hebben. Daarbij dient de uitleg gewaardeerd te worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid.
5.6.
Vast staat dat, anders dan in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018 waarnaar Airhelp heeft verwezen, de passagiers in dit geval niet als eisende partij optreden.
Daarnaast volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de tekst van het assignment form niet dat de passagiers aan Airhelp een last hebben verleend om de betreffende vordering in eigen naam te innen. Integendeel, de bewoordingen van het assignment form laten er geen misverstand over bestaan dat de vordering van de passagiers in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat Airhelp in de dagvaarding - in tegenstelling tot hetgeen zij in repliek naar voren heeft gebracht - heeft gesteld dat de passagiers hun vordering hebben overgedragen aan Airhelp en dat directe betaling aan de passagiers de luchtvaartmaatschappij niet bevrijdt van betaling aan Airhelp. Het vorderingsrecht zou dan uitsluitend bij Airhelp berusten. Dit is mogelijk in geval van een “cessie ter incasso” met privatieve werking, waarbij de passagier als volmachtgever het betreffende recht niet meer zelf kan uitoefenen. Deze constructie volgt echter in het geheel niet uit het assignment form. Indien de passagiers en Airhelp dit hadden gewenst dan had het op hun weg gelegen om een dergelijke lastgeving uitdrukkelijk op te nemen in de bepalingen van het assignment form. Op grond van het bovenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat in ieder geval geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst zoals Airhelp heeft betoogd.
5.7.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of met het assignment form een rechtsgeldige cessie in de zin van artikel 3:94 BW tot stand is gekomen. Ryanair heeft aangevoerd dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Zij beroept zich daarbij op artikel 15.4.2. van de op de vervoersovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarin een beding van niet-overdraagbaarheid van vorderingen is opgenomen. De kantonrechter overweegt dat eerder bij vonnis van 22 januari 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNHO:2020:328) van deze rechtbank is geoordeeld dat artikel 15.4.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en sub a BW. Artikel 15.4.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair is door de kantonrechter in voormeld vonnis vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven. Dit betekent dat de vordering van de passagiers rechtsgeldig aan Airhelp is gecedeerd, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer van Ryanair strandt en de kantonrechter zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Airhelp. Gelet hierop behoeft het subsidiaire en voorwaardelijke verzoek van Airhelp tot rectificatie van de dagvaarding geen behandeling.
5.8.
Ryanair heeft aangevoerd dat Airhelp haar vordering niet heeft onderbouwd. Volgens Ryanair heeft Airhelp het verloop van de vlucht niet vermeld, noch het daadwerkelijke tijd waarop de passagiers zijn vertrokken en geland. Airhelp heeft daarom volgens Ryanair niet voldaan aan haar stelplicht. Dit verweer slaagt. De kantonrechter oordeelt dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van vertraging van de vlucht op Airhelp rust. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten compensatie op grond van de Verordening. Ryanair is in beginsel gehouden deze compensatie te voldoen indien de passagiers met een vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming zijn aangekomen. Niet in geschil is dat de vlucht was vertraagd, maar onduidelijk is met hoeveel vertraging de passagiers op de eindbestemming zijn aangekomen. Het had op de weg van Airhelp gelegen hierover de benodigde gegevens, gelet op artikel 21 Rv in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure te verstrekken. Airhelp heeft enkel gesteld dat “(een van) deze vlucht(en) was verstoord”. Zij heeft daarmee onvoldoende feiten en omstandigheden aan haar vordering ten grondslag gelegd. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Airhelp zal afwijzen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Ryanair tot en met vandaag worden begroot op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Ryanair, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter