ECLI:NL:RBNHO:2020:1748

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
C/15/292777 / FA RK 19-4868
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door de wensvader van de minderjarige, gezag en geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2020 een beschikking gegeven betreffende de adoptie van een minderjarige door de wensvader, de partner van de wensmoeder. De wensmoeder en wensvader, beiden wonende in [plaats], hebben een verzoek ingediend om de adoptie van hun kind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]. De rechtbank heeft eerder op 27 november 2019 het gezag van de draagmoeder over [minderjarige] beëindigd en de wensmoeder alleen belast met het ouderlijk gezag. In deze beschikking is er geen mondelinge behandeling geweest, maar is er wel instemming van alle belanghebbenden. De rechtbank heeft de verzoeken van de wensvader om de adoptie uit te spreken en om het gezag gezamenlijk uit te oefenen met de wensmoeder beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wensouders voldoen aan de wettelijke vereisten voor adoptie, ondanks dat niet aan de verzorgingstermijn van een jaar is voldaan. De rechtbank oordeelt dat de adoptie in het belang van [minderjarige] is en dat er geen rechtens te respecteren belang is geschaad door het voorbijgaan aan de verzorgingstermijn. De rechtbank heeft de adoptie van [minderjarige] door de wensvader toegewezen en bepaald dat de geslachtsnaam van [minderjarige] [geslachtsnaam] zal zijn. Tevens is vastgesteld dat de wensvader, na de adoptie, gezamenlijk met de wensmoeder het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/292777 / FA RK 19-4868
beschikking van 4 maart 2020 betreffende adoptie
in de zaak van:
[de wensmoeder] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
en
[de wensvader],
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de wensouders, respectievelijk de wensmoeder en wensvader,
advocaat mr. A.C. Bouma, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 27 november 2019.
1.2
Er heeft, met instemming van alle belanghebbenden, geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De rechtbank heeft bij voormelde, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking van 27 november 2019:
- het gezag van [de draagmoeder] (hierna te noemen: de draagmoeder) over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: [minderjarige] ) beëindigd en de wensmoeder alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
- de verzoeken onder punten II tot en met VII ten aanzien van de adoptie en de geslachtsnaam aangehouden tot een nader te bepalen beschikkingsdatum.

3.Beoordeling

3.1
De rechtbank neemt hier over hetgeen is opgenomen in voormelde beschikking van 27 november 2019.
3.2
Aan de orde is nog:
a. het verzoek van de wensvader om, uitvoerbaar bij voorraad, de adoptie uit te spreken van [minderjarige] door de wensvader al dan niet onder de opschortende voorwaarde dat het verzoek van de wensmoeder met betrekking tot het eenhoofdig gezag wordt toegewezen;
b. het subsidiaire verzoek van de wensvader om, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek tot adoptie aan te houden totdat de beschikking met betrekking tot het eenhoofdig gezag in kracht van gewijsde is gegaan en vervolgens de adoptie uit te spreken;
c. het verzoek van de wensvader om, uitvoerbaar bij voorraad, de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
d. het verzoek van de wensouders om, uitvoerbaar bij voorraad, te verstaan dat zij vanaf het moment dat genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan gezamenlijk het ouderlijk gezag met betrekking tot [minderjarige] zullen uitoefenen;
e. het verzoek van de wensouders om, uitvoerbaar bij voorraad, te verstaan dat de familierechtelijke betrekking met de biologische moeder (de wensmoeder), in stand blijft;
f. het verzoek van de wensouders om, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren dat de geslachtsnaam van [minderjarige] [geslachtsnaam] zal zijn.
3.3
De rechtbank overweegt als volgt.
adoptie
3.4
Uit de stukken blijkt dat op het moment van indiening van het verzoekschrift niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van een jaar, een en ander zoals genoemd in artikel 228, eerste lid, onder f, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.5
De wetgever heeft, naast het in artikel 1:227, tweede lid, BW genoemde vereiste dat de wensouders tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd, voormelde verzorgingstermijn gesteld opdat een zekere stabiliteit van de verzorgings- en opvoedingssituatie van [minderjarige] kan worden getoetst. Naast het gegeven dat de wensouders aan voormelde samenlevingstermijn voldoen, is de rechtbank van oordeel dat gemelde stabiliteit voldoende is komen vast te staan. [minderjarige] is biologisch gezien het kind van de wensouders, zij zijn reeds gedurende de zwangerschap intensief betrokken geweest bij [minderjarige] en zij hebben [minderjarige] vanaf zijn geboorte verzorgd en opgevoed. Voorts wordt aannemelijk geacht dat de wensouders [minderjarige] zullen blijven verzorgen en opvoeden. Bovendien is het steeds de wens van de wensouders en van de draagmoeder (en haar partner [partner] ) geweest dat de wensvader [minderjarige] zou adopteren. Overigens wordt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen rechtens te respecteren belang geschaad als aan deze voorwaarde wordt voorbijgegaan.
3.6
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de wettelijke termijn van verzorging en opvoeding van ten minste een jaar als bedoeld in artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW in deze specifieke situatie niet verenigbaar met het bepaalde in artikel 8 juncto artikel 14 EVRM. De rechtbank zal daarom deze termijn buiten beschouwing laten.
3.7
Uit de stukken volgt dat aan de in artikel 1:227 BW gestelde gronden en de in artikel 1:228 BW gestelde (overige) voorwaarden voor adoptie is voldaan. De adoptie is in het kennelijk belang van [minderjarige] . Gelet op de omstandigheid dat de draagmoeder blijkens haar op 23 juli 2019 ondertekende verklaring en dat de wensmoeder blijkens haar op 23 juli 2019 ondertekende verklaring, instemmen met het verzoek tot adoptie door de wensvader, is de rechtbank van oordeel dat thans vaststaat en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [minderjarige] niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat de Raad voor de Kinderbescherming via een e-mailbericht van 5 november 2019 aan de rechtbank heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de verzochte adoptie om reden dat [minderjarige] voor 100% genetisch afstamt van de wensouders.
3.8
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de wensvader kan worden toegewezen. Daarbij overweegt de rechtbank - ten overvloede - dat de als gevolg van de erkenning van [minderjarige] door de wensmoeder tussen haar en [minderjarige] ontstane familierechtelijke betrekking in stand blijft.
geslachtsnaam [minderjarige]
3.9
[minderjarige] is het eerste kind tot wie de wensvader (en de wensmoeder) in familierechtelijke betrekking komt te staan.
3.1
De wensouders hebben er voor gekozen dat [minderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal dragen.
gezag
3.11
In voormelde beschikking van 27 november 2019 is de wensmoeder alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Op grond van het bepaalde in artikel 1:253p, eerste lid, BW heeft dit gezag een aanvang genomen op 28 november 2019.
3.12
Op het moment dat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, is, naast de wensmoeder, ook de wensvader (naast de biologische ook) de juridische ouder van [minderjarige] . De wensouders zijn niet met elkaar gehuwd. Artikel 1:229, vierde lid, BW bepaalt: “De adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden oefenen door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit”. Het vorenstaande brengt mee dat de wensvader, op het moment waarop deze beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, van rechtswege met de wensmoeder gezamenlijk belast zal zijn met het gezag over [minderjarige] .
3.13
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
3.14
Gelet op de aard van de zaak zal het verzoek om deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren worden afgewezen.

4.Beslissing

4.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
-
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
door [de wensvader] voornoemd;
4.2
wijst af het meer of anders verzochte;
4.3
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
4.4
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.