Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Krachtens deze huurovereenkomst huurt GGZ van CAS een deel van genoemd appartementencomplex, te weten 15 woonappartementen op de eerste en tweede verdieping, alsmede een algemene ruimte en een fietsenberging, staande en gelegen te [plaats] .
De voornoemde algemene bepalingen luiden, voor zover van belang, als volgt:
“6.3. Huurder mag bij het gebruik van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt geen hinder of overlast veroorzaken. Huurder zal er voor zorgdragen dat vanwege hem aanwezige derden dit evenmin doen.(…)11.1. Huurder neemt tijdig passende maatregelen ter voorkoming en beperking van schade aan het gehuurde (…).
3.De vordering
- geen overlast te veroorzaken dan wel te laten ontstaan;
- op te treden tegen onrechtmatige hinder en overlast;
- geen drugsverslaafden als gebruiker te contracteren;
- aan CAS informatie te verstrekken over toekomstige gebruikers;
- gebruikers een waarschuwing te geven wanneer deze overlast veroorzaken en, wanneer dit niet helpt, met directe ingang de huurovereenkomst met de betreffende gebruiker te beëindigen;
- er op toe te zien dat gebruikers de woning in goede staat houden;
- op te treden tegen gebruikers die zich niet aan de huisregels houden;
- er op toe te zien dat de gebruikers correct met hun vuilnis en afval omgaan en
- er op toe te zien dat de gebruikers de algemene ruimten schoon en opgeruimd houden.
GGZ is talloze malen deze verplichtingen niet nagekomen. Dit ondanks herhaald verzoek van CAS. De overlast gevende gedragingen van de door GGZ geplaatste bewoners zijn aan GGZ toe te rekenen.
Al met al is GGZ tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat de huurovereenkomst dient te worden ontbonden en GGZ dient te worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
Voor zover de tekortkoming de ontbinding van de volledige huurovereenkomst niet rechtvaardigt, dient de huurovereenkomst partieel te worden ontbonden en wel voor het gedeelte dat betrekking heeft op de woning van de heer [naam 3] en de woning van de heer [naam 4] (huisnummers 313 en 315). Voor zover partiele ontbinding evenmin wordt toegewezen, dient GGZ te worden veroordeeld om de gevorderde rechtsmaatregelen tegen genoemde bewoners te nemen. Om verdere problemen en schade te voorkomen dient, zoals in de intentieovereenkomst is overeengekomen, GGZ in het vervolg adequaat op te treden bij overlastmeldingen en in geval van een voornemen tot het plaatsen van een nieuwe bewoner CAS daarover te informeren en te overtuigen van de geschiktheid van deze bewoner voor het gebruik van de zelfstandige woonruimte.
4.Het verweer
Bovendien heeft CAS geen belang bij de gevorderde ontbinding, nu, indien deze ontbinding wordt toegewezen, de tussen GGZ en de door haar geplaatste bewoners gesloten (onder)huurovereenkomst van rechtswege door CAS en deze bewoners wordt voortgezet.
Evenmin bestaat grond om GGZ te veroordelen om CAS te informeren over een aanstaande plaatsing van een nieuwe bewoner of om GGZ te veroordelen om na een melding op te treden tegen overlast en CAS daarover te informeren.
Voor zover een toewijzend vonnis wordt uitgesproken, dient dit niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard. De gevolgen voor de door GGZ geplaatste bewoners van de door CAS voorgestane ontruiming zijn niet te overzien en de uitkomsten van het door GGZ in te stellen hoger beroep dient te worden afgewacht om GGZ in de gelegenheid te stellen om alternatieve oplossingen te vinden voor de huisvesting van haar cliënten.
5.De beoordeling
6.De beslissing
één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;