ECLI:NL:RBNHO:2020:1856

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
C/15/298856 / FA RK 20/423
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente [gemeente] was opgelegd aan betrokkene op 9 januari 2020. Betrokkene, die op dat moment onderworpen was aan tijdelijke verplichte zorg, stelde dat de burgemeester de wettelijke voorschriften niet had nageleefd en vorderde een schadevergoeding van € 250,00 van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet in gebreke was gebleven, aangezien de vertraging in de besluitvorming te wijten was aan de psychiater. Het beroep tegen de crisismaatregel werd ongegrond verklaard.

Daarnaast heeft betrokkene een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 105,00 ten laste van Parnassia, de GGZ-instelling waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat Parnassia aansprakelijk was voor de onrechtmatige tijdelijke verplichte zorg die betrokkene had ondergaan, omdat de psychiater niet tijdig de burgemeester op de hoogte had gesteld van de medische verklaring. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 75,00 per dag toe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat betrokkene deze niet had geconcretiseerd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de burgemeester als de zorgverleners in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, en de noodzaak om wettelijke termijnen in acht te nemen bij het opleggen van crisismaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beroep tegen een crisismaatregel (298856)
Verzoeken om schadevergoeding (29857 en 299772)
zaak-/rekestnrs.: C/15/298856+298857+299772/FA RK 20/423
beschikking van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2020,
naar aanleiding van het beroep op grond van artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. J.W.E. Groot, gevestigd te Bovenkarspel,
alsmede verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wvggz ten aanzien van:
de gemeente [gemeente]
en
Parnassia Noord-Holland B.V., de rechtbank begrijpt:
Parnassia Groep Noord-Holland, deel uitmakende van de Stichting Parnassia,
beide gevestigd te Den Haag (hierna: Parnassia).

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 januari 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente [gemeente] op 9 januari 2020 jegens hem opgelegde crisismaatregel. In dit verzoekschrift heeft betrokkene tevens verzocht om een schadevergoeding ten laste van de gemeente [gemeente] . Deze verzoeken zijn geregistreerd onder de nummers 298856 respectievelijk 298857.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 9 januari 2020;
- de medische verklaring van 8 januari 2020;
- het episodejournaal uit het systeem Khonraad met gegevens over betrokkene op 8 en 9 januari 2020.
1.2.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 februari 2020, heeft betrokkene verzocht om ten laste van Parnassia een schadevergoeding van € 105,00 vast te stellen. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer 299772.
1.3
De mondelinge behandeling van voornoemde verzoeken heeft plaatsgevonden op
26 februari 2020 in het gerechtsgebouw te Alkmaar.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mr. J.W.E. Groot, de advocaat van betrokkene,
- [psychiater] , psychiater.
1.4
De burgemeester van de gemeente [gemeente] en de gemeente [gemeente] zijn opgeroepen bij brief van 11 februari 2020, maar ter zitting niet verschenen of vertegenwoordigd.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van de volgende, uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkende, feiten en omstandigheden.
2.2
Betrokkene verbleef – in aansluiting op een last tot inbewaringstelling en een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling die geldig was tot en met 3 januari 2020 – reeds op vrijwillige basis in Parnassia te [plaats] . Betrokkene is in het kader van de voorbereiding van een crisismaatregel op woensdag 8 januari 2020 om 13.00 uur medisch onderzocht door psychiater [psychiater] (hierna: de psychiater). Deze psychiater heeft de medische verklaring om 13.39 uur ondertekend.
2.3
Op 8 januari 2020 heeft de psychiater in zijn hoedanigheid van waarnemend hoofd/psychiater van unit 6 van het Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg Parnassia te [plaats] om 13.39 uur besloten tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg, te weten het laten insluiten en beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene en het toedienen van medicatie aan betrokkene. Op grond hiervan is aan betrokkene ingrijpmedicatie toegediend en is hij ingesloten op de extra beveiligde kamer (EBK).
2.4
In Khonraad is vermeld dat op 8 januari 2020 om 13.49 uur is gestart met het horen van betrokkene en dat op hetzelfde tijdstip het hoorverslag is ingevoerd.
2.5
Op donderdag 9 januari 2020 heeft de burgemeester van [gemeente] om 9.43 uur aan betrokkene een crisismaatregel opgelegd als bedoeld in artikel 7:1 van de Wvggz. In de crisismaatregel is psychiater [psychiater/hoofd ] , hoofd van eerdergenoemde unit 6, aangewezen als zorgverantwoordelijke voor betrokkene en vermeld dat betrokkene expliciet heeft geweigerd om te worden gehoord.
2.6
Bij beschikking van 13 januari 2020 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend die geldig is tot en met 3 februari 2020.
2.7
Bij beschikking van 19 februari 2020 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend die geldig is tot en met 19 augustus 2020. Hierbij zijn als vormen van verplichte zorg onder meer toegestaan: het beperken van bewegingsvrijheid, het insluiten van betrokkene en het opnemen in een accommodatie.
2.8
Op de dag van de mondelinge behandeling van deze zaken was betrokkene nog altijd opgenomen op basis van de zorgmachtiging.

3.De verzoeken

3.1
Betrokkene heeft in zijn beroepschrift tegen de crisismaatregel aangevoerd dat de burgemeester bij het opleggen van de crisismaatregel de toepasselijke wettelijke voorschriften niet in acht heeft genomen en dat de crisismaatregel daarom onrechtmatig is. Om die reden vordert betrokkene een schadevergoeding van € 250,00 ten laste van de gemeente [gemeente] ter genoegdoening voor het leed en de gedwongen zorg waaraan hij langer dan noodzakelijk voor het nemen van de crisismaatregel onderworpen is geweest.
Hiertoe is – bij gebreke van een hoorverslag – gesteld dat niet is gebleken dat betrokkene expliciet heeft aangegeven dat hij niet wenste te worden gehoord. Dit is ook niet aannemelijk, omdat het horen blijkens de gegevens uit Khonraad is aangevangen 10 minuten nadat betrokkene ingrijpmedicatie had gekregen en was ingesloten op de EBK en vermoedelijk niet aanspreekbaar was. Verder heeft de burgemeester niet binnen twaalf uren na afronding van de medische verklaring beslist over de crisismaatregel. Hierdoor is betrokkene in strijd met artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz langer dan twaalf uren onderworpen geweest aan ingrijpende tijdelijke verplichte zorg en heeft hij langer op bijstand van een advocaat moeten wachten.
3.2
Betrokkene heeft verzocht om hem een schadevergoeding van € 105,00 toe te kennen ten laste van Parnassia, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum van indiening van het verzoekschrift en met veroordeling van Parnassia in de kosten van de procedure.
Hiertoe heeft betrokkene gesteld dat de psychiater niet bevoegd was om te beslissen tot het toepassen van tijdelijke verplichte zorg, omdat hij als onafhankelijk psychiater de medische verklaring heeft opgesteld en zich niet direct daarna kan gedragen als behandelaar van betrokkene. Verder is betoogd dat de tijdelijk verplichte zorg, als gevolg van de te late beslissing van de burgemeester, langer heeft geduurd dan is toegestaan op grond van artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz.

4.Beoordeling

4.1.1
Ten aanzien van het beroep tegen de crisismaatregel overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.2
Ter zitting is ten aanzien van het horen komen vast te staan dat de psychiater de burgmeester pas op donderdagochtend 9 januari 2020 telefonisch in kennis heeft gesteld van de medische verklaring, nadat hij door de helpdesk was gebeld met de mededeling dat de crisismaatregel nog niet afgerond was. De psychiater heeft telefonisch ook doorgegeven dat betrokkene op dat moment niet in staat was te worden gehoord. Betrokkene verbleef op dat moment nog steeds in de EBK, was zeer psychotisch en vertoonde gevaarlijk, verward en onvoorspelbaar gedrag. De psychiater wist niet of het veilig was betrokkene op dat moment een telefoon aan zijn oor te zetten.
Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of de psychiater zijn telefonische mededeling dat betrokkene niet in staat was te worden gehoord heeft gedaan kort na het afronden van zijn onderzoek ten behoeve van de medische verklaring op 8 januari 2020 omstreeks 13.49 uur dan wel pas de volgende ochtend gelijktijdig met het telefonisch inlichten van de burgemeester over de medische verklaring. Wel staat voor de rechtbank vast dat betrokkene op beide momenten dermate psychotisch was dat hij naar het oordeel van de psychiater niet in staat was om te worden gehoord en dat de burgemeester op die grond heeft afgezien van het horen van betrokkene. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank van schending van artikel 7:1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wvggz (waarin staat dat de burgemeester de betrokkene, zo mogelijk, in staat stelt te worden gehoord voorafgaand aan het nemen van een crisismaatregel) geen sprake.
De rechtbank ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen louter omdat in opgelegde crisismaatregel is vermeld dat betrokkene expliciet heeft geweigerd om te worden gehoord.
4.1.3
Betrokkene heeft terecht betoogd dat de burgemeester niet binnen twaalf uren na afronding van de medische verklaring heeft beslist over de crisismaatregel. Met betrokkene stelt de rechtbank vast dat die omstandigheid er niet toe leidt dat de burgemeester niet langer bevoegd was om te beslissen tot het nemen van de crisismaatregel. De Wvgg bevat immers geen beslistermijn voor het nemen van een crisismaatregel. In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schending van artikel 7:2, tweede lid, van de Wvggz. Niet gebleken is immers dat de burgemeester de advocaat van betrokkene niet onverwijld een afschrift heeft gezonden van zijn beslissing tot het nemen van de crisismaatregel.
4.1.4
Wel stelt de rechtbank met betrokkene vast dat de trage besluitvorming door de burgemeester ertoe heeft geleid dat betrokkene in strijd met artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz langer dan twaalf uren na afronding van de medische verklaring onderworpen is geweest aan ingrijpende vormen van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel. Vaststaat immers dat de medische verklaring op 8 januari 2020 om 13.39 uur is ondertekend door de psychiater en dat de crisismaatregel op 9 januari 2020 om 9.43 uur is genomen, terwijl betrokkene al die tijd onderworpen is geweest aan tijdelijke verplichte zorg. Dit maakt het nemen van de crisismaatregel evenwel niet onrechtmatig.
4.1.5
De rechtbank verklaart het beroep tegen de crisismaatregel daarom ongegrond.
4.2.1
Ten aanzien van het verzoek om een schadevergoeding vast te stellen ten laste van de gemeente [gemeente] overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.2
De rechtbank ziet in de schending van artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz geen aanleiding om een schadevergoeding ten laste van de gemeente Castricum uit te spreken. Vast is komen te staan dat de oorzaak van de vertraging lag in het handelen van de psychiater die nog niet geheel vertrouwd was met de nieuwe procedures en dat de burgemeester voortvarend heeft gehandeld nadat hij op de hoogte is gesteld van de medische verklaring. De burgemeester treft geen blaam als het gaat om de schending van het wettelijk voorschrift. De rechtbank wijst het verzoek van betrokkene om hem een schadevergoeding toe te kennen ten laste van de gemeente [gemeente] dan ook af.
4.3.1
Ten aanzien van het verzoek om een schadevergoeding vast te stellen ten laste van Parnassia overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.2
De rechtbank verwerpt de stelling van betrokkene dat de psychiater op 8 januari 2020 om 13.49 uur niet bevoegd was om te beslissen tot het toepassen van tijdelijke verplichte zorg ten aanzien van betrokkene. De bevoegdheid tot het toepassen van tijdelijke verplichte zorg komt op grond van artikel 7:3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wvggz, uitsluitend toe aan de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke die zorg verlenen op basis van vrijwilligheid. De psychiater moet naar het oordeel van de rechtbank in dit geval worden aangemerkt als zorgverantwoordelijke, waarbij het verblijf van betrokkene als vrijwillig moet worden aangemerkt tot het moment dat is besloten tot tijdelijke verplichte zorg.
Ten tijde van het opstellen van de medische verklaring voldeed de psychiater aan de in artikel 5:7 van de Wvggz gestelde vereisten en had hij minimaal één jaar geen zorg verleend aan betrokkene. Na ondertekening van de medische verklaring is de psychiater in zijn rol als waarnemend hoofd/psychiater van de unit waar betrokkene verbleef aan te merken als zorgverantwoordelijke in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder aa, van de Wvggz en aldus bevoegd om te besluiten tot het toepassen van tijdelijke verplichte zorg.
De omstandigheid dat uiteindelijk in de crisismaatregel psychiater [psychiater/hoofd ] is aangewezen als zorgverantwoordelijke die wordt belast met de uitvoering van de crisismaatregel maakt dat niet anders. De bevoegdheid om te besluiten tot tijdelijke verplichte zorg is immers niet toebedeeld aan de ‘aangewezen’ zorgverantwoordelijke, nog daargelaten dat er voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel nog geen zorgverantwoordelijke is aangewezen.
4.3.3
Zoals hiervoor in overweging 4.1.4 is overwogen, is betrokkene in strijd met artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz bij Parnassia langer dan twaalf uren na afronding van de medische verklaring onderworpen geweest aan ingrijpende vormen van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel. Dat is onrechtmatig.
4.3.4
Nu de handelwijze van de psychiater ten grondslag ligt aan deze onrechtmatigheid – hij heeft immers verzuimd de burgemeester tijdig op de hoogte te stellen van zijn medische verklaring – is Parnassia naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 10:12, eerste lid, van de Wvggz aansprakelijk voor de als gevolg van deze onrechtmatigheid door betrokkene geleden schade.
4.3.5
Op grond van voornoemde bepaling kent de rechtbank een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe. Betrokkene heeft verzocht om een schadevergoeding van € 105,00, waarbij hij aansluiting heeft gezocht bij de gebruikelijke schadevergoeding voor een dag onrechtmatige opsluiting in een politiecel. Onder verwijzing naar de beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2020 met zaak- en rekestnummers C/15/298173/FA RK 20/101 en C/15/298743/FA RK 20/373, ziet de rechtbank geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor het verblijf in een politiecel in het kader van een strafvorderlijk belang. Het onderworpen zijn aan noodzakelijke tijdelijke verplichte zorg is van wezenlijk andere aard dan onrechtmatige opsluiting in het kader van het strafrecht. Een schadevergoeding laat zich slechts naar billijkheid schatten en een dergelijke schatting behoeft in beginsel geen nadere motivering. De rechtbank zoekt aansluiting bij jurisprudentie betreffende de artikelen 22, 28 en 35 van de Wet Bopz (oud) en acht een bedrag van € 75,00 per dag billijk.
4.3.6
De rechtbank zal daarom bepalen dat Parnassia wegens schending van artikel 7:3, tweede lid, van de Wvggz aan betrokkene een schadevergoeding van € 75,00 moet betalen, zoals verzocht te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 21 februari 2020.
4.3.7
De rechtbank wijst het verzoek om Parnassia te veroordelen in de kosten van de procedure af, nu betrokkene niet heeft geconcretiseerd welke kosten dit betreft.
4.4
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat betrokkene desgevraagd ter zitting heeft ingestemd met het afdoen van alle verzoeken in één beschikking en daarbij geen bezwaar te maken tegen het feit dat de rechtbank daardoor niet binnen vier weken na indiening van het beroepschrift tegen de crisismaatregel zou kunnen beslissen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 9 januari 2020 ongegrond;
5.2
veroordeelt Parnassia Groep Noord-Holland, deel uitmakende van de Stichting Parnassia, beide gevestigd te Den Haag, tot betaling van een bedrag van € 75,00 aan
[betrokkene], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020
;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van hoger beroep open, voor zover het de beslissing op de verzoeken tot schadevergoeding betreft.
Tegen de beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open, voor zover het de beslissing op het beroep tegen de crisismaatregel betreft.