In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige]. De minderjarige woont bij haar vader, die het gezag over haar heeft, maar er zijn problemen in de opvoeding en de communicatie tussen hen. De minderjarige heeft een moeilijke jeugd gehad, met een zieke moeder en het overlijden van haar moeder op [datum]. Dit heeft geleid tot gedragsproblemen, zoals schoolverzuim en het gebruik van drank en drugs. De kinderrechter heeft de minderjarige en haar vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader ondersteuning nodig heeft in de opvoeding en dat [minderjarige] hulp nodig heeft bij het verwerken van haar verlies en het maken van goede keuzes. De kinderrechter heeft besloten dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de benodigde hulp te waarborgen en heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voor de periode van 6 maart 2020 tot 6 maart 2021.