Op 31 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat door de eiser was ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat eiser maandelijks € 150,- moest aflossen wegens teveel ontvangen WW-uitkering. Eiser had eerder een lagere aflossing van € 30,- per maand afgesproken, maar verweerder had de aflossingscapaciteit vastgesteld op € 223,37 per maand. Tijdens de zitting op 10 maart 2020 heeft eiser verklaard dat hij een lening had afgesloten en de volledige schuld aan verweerder had voldaan, wat leidde tot de vraag of hij nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank overwoog dat voor het hebben van voldoende procesbelang bepalend is of het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en of dit resultaat feitelijk betekenis heeft voor de indiener. Aangezien eiser de terugvordering had betaald, was de termijnregeling vervallen en was de vaststelling van de hoogte van de aflossingscapaciteit niet langer relevant. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.