ECLI:NL:RBNHO:2020:2315
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing over loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA)
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Kaya, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 maart 2019, waarin zijn aanvraag voor een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) werd afgewezen. Eiser stelde dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn diverse lichamelijke klachten, waaronder rug-, nek-, arm-, hand-, knie- en beenklachten. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiser zich op 16 november 2016 ziek meldde en op 27 juli 2018 een WIA-uitkering aanvroeg. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser gemiddeld 20 uur per week kon werken, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 59,73% op de datum van het primaire besluit.
De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig beoordeeld en concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van hun oordelen te twijfelen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen adequaat rekening hadden gehouden met de medische gegevens en dat de belastbaarheid van eiser op de datum in geding goed was gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.