Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma [eiseres]gevestigd te [plaats] ,2. [vennoot 1] , (vennoot)wonende te [plaats]3. [vennoot 2] , (vennoot)
1.[gedaagde sub 1]
gedaagde in de hoofdzaak
verder te noemen: [gedaagde sub 1]
procederend in persoon
2.[gedaagde sub 2]
1.Het procesverloop
[eiseres] heeft schriftelijk geantwoord in het incident.
2.De vordering in de hoofdzaak
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat zij met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , in hun hoedanigheid als vennoten van de (voormalige) vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] & [gedaagde sub 2] (ontbonden per 1 december 2018), op 30 augustus 2018 een overeenkomst tot het leveren van software support is aangegaan voor de duur van een jaar tegen betaling van € 169,40 per maand. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn hun betalingsverplichtingen niet nagekomen door de facturen over de periode januari 2019 tot en met september 2019 onbetaald te laten.
3.De vordering in het incident
Hij legt aan de vordering ten grondslag dat hij vanaf 1 december 2018 is uitgeschreven als vennoot en dat [gedaagde sub 1] de vennootschap alleen heeft voortgezet, hetgeen ook is doorgegeven aan Bezorgservice die daarmee heeft ingestemd. Indien hij de gevorderde bedragen (hoofdelijk) verschuldigd zou zijn - hetgeen hij betwist – dan is [gedaagde sub 1] op zijn beurt een bedrag aan [gedaagde sub 2] verschuldigd gelijk aan de som van deze bedragen, aangezien [gedaagde sub 1] de overeenkomst met [eiseres] is aangegaan en degene is die de onderneming in de periode in geding alleen heeft gedreven. Hij heeft, in geval van een veroordeling in de hoofdzaak, bijzonder belang bij een gelijktijdige uitspraak gelet op de regresverhouding tussen hem en [gedaagde sub 1] .
4.Het verweer in het incident
[eiseres] heeft geen belang bij het in vrijwaring oproepen van [gedaagde sub 1] door [gedaagde sub 2] op grond van een eventueel later uit te oefenen regresrecht. [eiseres] heeft belang bij een hoofdelijke veroordeling van beide voormalige vennoten en zou in een mindere positie worden gebracht indien de vordering zou worden voortgezet tegen slechts één voormalig vennoot van de vennootschap onder firma.
5.De beoordeling in het incident
5.3. Het verweer van [eiseres] tegen toewijzing van de incidentele vordering kan niet slagen. De stelling van [eiseres] dat toewijzing van de vordering om een andere partij in vrijwaring op te roepen er toe leidt dat in de hoofdzaak [gedaagde sub 2] niet langer als gedaagde geldt, is een onjuiste uitleg van de betreffende wetsbepalingen en is nergens op gebaseerd. Een door [gedaagde sub 2] te voeren vrijwaringszaak heeft immers slechts betrekking op de mogelijkheid van [gedaagde sub 2] om regres te kunnen nemen op [gedaagde sub 1] , maar laat de mogelijkheid van een veroordeling van [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak onverlet. Voor toewijzing van de vordering in dit incident is wel vereist dat, uitgaande van de juistheid van de stellingen van [gedaagde sub 2] , een veroordeling van [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak tot gevolg kan hebben dat [gedaagde sub 2] op grond van zijn rechtsverhouding met [gedaagde sub 1] geheel dan wel gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op [gedaagde sub 1] . Mede gelet op hetgeen [gedaagde sub 1] bij zijn mondeling antwoord heeft verklaard, heeft [gedaagde sub 2] naar het oordeel van de kantonrechter, weliswaar summier, maar voldoende aannemelijk gemaakt dat een veroordeling van hem in de hoofdzaak tot gevolg kan hebben, dat hij op grond van zijn rechtsverhouding met [gedaagde sub 1] geheel dan wel gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op [gedaagde sub 1] .
6.De beslissing
[gedaagde sub 1]tegen de rolzitting van
29 april 2020 te 10.00 uurom op de eis in de vrijwaring te antwoorden;