Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.Het verweer tegen de tegenvordering
6.De beoordeling
de tegenvordering
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, een koerier, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die een koeriersbedrijf runt, wegens onbetaalde facturen. Eiser heeft in 2018 verschillende ritten uitgevoerd voor gedaagde en heeft hiervoor facturen verzonden, waarvan vier niet zijn betaald. De totale vordering bedraagt € 1.568,11, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingesteld, waarbij hij stelt dat eiser schade heeft veroorzaakt aan zijn bedrijfsbus, waarvoor hij € 1.254,13 vordert. De kantonrechter heeft op 1 april 2020 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat er een afspraak was om met gesloten beurzen uit elkaar te gaan, en dat de vordering van eiser tot betaling van de openstaande facturen wordt toegewezen. De kantonrechter wijst ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toe. De tegenvordering van gedaagde wordt afgewezen, omdat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat hij schade heeft geleden en omdat de identiteit van gedaagde niet vaststaat. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.