ECLI:NL:RBNHO:2020:2392

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5703
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake parkeerbelasting

Op 31 maart 2019 heeft eiseres, [X], te [Z], digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen een beslissing van het Sectorhoofd Belastingen van de gemeente Zaanstad betreffende parkeerbelasting. De rechtbank Amsterdam heeft dit beroep op 23 december 2019 ter verdere behandeling doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft op 3 april 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 47,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. De griffier heeft eiseres op 1 januari 2020 en 30 januari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiseres heeft niet gereageerd. Daarnaast heeft eiseres ook niet voldaan aan de verplichting om een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richtte, over te leggen.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen verontschuldiging heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht en ook niet heeft gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is op 3 april 2020 gedaan. De uitspraak zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5703

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

en

het Sectorhoofd Belastingen van de gemeente Zaanstad, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 31 maart 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
Dit beroep richt zich tegen een beslissing van verweerder betreffende parkeerbelasting.
Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam dit beroep bij brief van 23 december 2019 ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 1 januari 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 30 januari 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief na controle aan de hand van de basisregistratie personen aan eiseres ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiseres heeft niet gereageerd.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
5. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 31 december 2019 is eiseres gewezen op dit verzuim en is zij verzocht om het uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiseres niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiseres ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiseres heeft niet gereageerd.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.