Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] e.a. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser heeft op 13 november 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 oktober 2019. De rechtbank Amsterdam heeft dit beroep op 19 november 2019 ter verdere behandeling doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 47,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde aanmaningen van de griffier. Eiser heeft geen verontschuldiging gegeven voor het verzuim om het griffierecht te betalen. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat eiser niet heeft gereageerd op de gelegenheid om dit verzuim te herstellen. Hierdoor concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.