ECLI:NL:RBNHO:2020:2415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/15/293251 / HA ZA 19-573
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot afgifte bescheiden in civiele procedure tussen Krudo HSC B.V. en Nederlandse Olie en Vetten B.V.

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 5 februari 2020 een vonnis in incident gewezen. De eiseres in de hoofdzaak, Krudo HSC B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Nederlandse Olie en Vetten B.V. De vordering betreft de betaling van € 184.952,78, vermeerderd met rente en kosten, omdat NOVE 63 facturen van Krudo onbetaald heeft gelaten. In het incident heeft NOVE gevorderd dat Krudo afschriften van de gehanteerde tarievenlijsten en de gevorderde facturen in het geding brengt, alsook een toelichting op de kosten per factuur.

Tijdens de procedure heeft Krudo de gevraagde facturen overgelegd, maar NOVE stelde dat Krudo aan het gevorderde had voldaan en dat er geen belang meer was bij de incidentele vordering. De rechtbank oordeelde dat de vordering in incident bij gebrek aan belang moest worden afgewezen. Wat betreft de proceskosten, oordeelde de rechtbank dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen, omdat Krudo de stukken niet tijdig had overgelegd, maar ook NOVE niet in het ongelijk gesteld kon worden. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord aan de zijde van NOVE, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/293251 / HA ZA 19-573
Vonnis in incident van 5 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KRUDO HSC B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat: mr. V.D.W. Willems te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE OLIE EN VETTEN B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
advocaat: mr. S.I.P. Schouten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Krudo en NOVE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 augustus 2019 met producties 1 tot en met 10 van de zijde van Krudo;
  • de incidentele conclusie ex artikel 22, 85, 162 en 843a Rv met producties 1 tot en met 3 van de zijde van NOVE;
  • de incidentele conclusie van antwoord in het incident ex artikelen 22, 85, 162 en 843a Rv, tevens akte houdende nadere producties met producties 10 tot en met 12 van de zijde van Krudo;
  • de akte uitlaten producties van de zijde van NOVE.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

2.1.
Krudo vordert in de hoofzaak - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, NOVE veroordeelt tot betaling van € 184.952,78, te vermeerderen met de (handels)rente, buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en de proceskosten. Hieraan legt zij - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat NOVE 63 facturen van Krudo ten onrechte onbetaald heeft gelaten.
2.2.
NOVE heeft in het incident gevorderd, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Krudo gelast en beveelt afschriften van de gehanteerde tarievenlijsten en de gevorderde facturen (met eventuele bijlagen) in het geding te brengen, alsmede Krudo beveelt om (de hoogte van) de kostenposten op die facturen per factuur schriftelijk toe te lichten, een en ander met veroordeling van Krudo in de kosten van het incident.
2.3.
Bij conclusie van antwoord in het incident heeft Krudo de 63 facturen overgelegd waarvan zij betaling vordert, inclusief bescheiden ter onderbouwing van de op de facturen vermelde kosten. Ook heeft Krudo een toelichting gegeven op de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde tarievenlijst en op de kosten zoals vermeld in de facturen.
2.4.
In haar akte uitlaten producties heeft NOVE zich op het standpunt gesteld dat Krudo aan het deel van de vordering in incident dat ziet op de facturen heeft voldaan en dat zij bij toewijzing van de incidentele vordering daarom geen belang meer heeft. Wel dient Krudo volgens NOVE in de kosten van het incident te worden veroordeeld omdat zij die thans overgelegde stukken ten onrechte niet reeds bij dagvaarding heeft overgelegd.
2.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering in incident bij gebrek aan belang moet worden afgewezen.
2.6.
Ten aanzien van de proceskosten wordt als volgt overwogen. De thans door Krudo overgelegde stukken hadden op grond van de substantiëringsplicht deels reeds bij dagvaarding moeten worden overgelegd. Dat betreft de facturen waarvan zij thans betaling vordert. De stelling van Krudo dat NOVE reeds voorafgaand aan het instellen van de incidentele vordering beschikte over deze facturen (hetgeen NOVE betwist), doet aan de substantiëringsplicht van Krudo niet af, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Bij de beoordeling van de gevorderde proceskostenveroordeling weegt de rechtbank echter tevens mee, dat Krudo niet alleen de facturen, maar ook de onderliggende stukken ter onderbouwing van de op de facturen vermelde kosten op verzoek van NOVE direct alsnog heeft overgelegd (bij conclusie van antwoord in het incident), zonder op dit punt materieel verweer te voeren. Bij deze stand van zaken kan geen van partijen als in het ongelijk gesteld worden beschouwd en zullen de proceskosten in het incident daarom worden gecompenseerd.

3.In de hoofdzaak

3.1.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van NOVE. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
compenseert de proceskosten in het incident aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 maart 2020voor conclusie van antwoord aan de zijde van NOVE;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: