Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) Als je ziek bent ontvang je:
Tot 95% van het maandloon gedurende de eerste 52 weken.
Tot 75% van het maandloon gedurende de daaropvolgende 52 weken. (…)’
(…) Als je als werkgever vindt dat je dit gewoon kunt inhouden omdat dat het recht is, waarom keren jullie dan mijn vakantiegeld niet uit. (…) Ook werk ik nu door terwijl [werkgever] straks geld opstrijkt van de verzekering omdat ik nu ben ziek gemeld. Ik werk gewoon en neem gewoon mijn verantwoording! (…) Ik sommeer [werkgever] (…) om mijn vakantiegeld (…) voor maandag 31 oktober over te maken op mijn rekening. (…)’
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
(…) Als is voldaan aan de vereisten van art. 7:669 lid 1 en 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. (…) Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. (…)’
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval heeft [werknemer] de stellingen die hij ten grondslag heeft gelegd aan het standpunt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen zijdens [werkgever] (zie onder 3.2.) – ondanks het gemotiveerde verweer daartegen van [werkgever] in het verweerschrift – niet onderbouwd met stukken en daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt.