1.2.Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres bijzondere bijstand toegekend voor een wasmachine, fornuis, koelkast, eettafel, stoel, bankstel, gordijnen en vloerbedekking. Bij de berekening heeft verweerder rekening gehouden met de kosten die eiseres heeft en € 3.751,00 toegekend. De bijzondere bijstand is verstrekt als geldlening omdat het de aanschaf van
duurzame gebruiksartikelen betreft. Verder is vastgesteld dat de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 19 september 2019 is een hoorzitting gehouden. De Adviescommissie voor bezwaarschriften van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vervolgens advies uitgebracht. Verweerder heeft – met inachtneming van dit advies – in het bestreden besluit beslist.
2. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat eiseres bijzondere bijstand heeft verzocht voor periodieke of incidentele voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. In principe moet zij deze zelf betalen door hiervoor geld te reserveren of door de kosten achteraf te voldoen. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend als de noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden waardoor zij de kosten niet zelf kan betalen.
Verweerder stelt voorop dat de aan eiseres blijkens de wisselwoningovereenkomst door de woningbouwvereniging toegekende vergoeding van € 6.006,- beschouwd moet worden als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de PW. Dat daarom geen aanleiding was bijzondere bijstand toe te kennen, is in het primaire besluit ten onrechte niet onderkend. De bijzondere bijstand is toegekend als lening. Gelet op het verbod van reformatio in peius heeft verweerder in het bestreden besluit beoordeeld of de bijzondere bijstand in de vorm van een lening terecht is verstrekt.
Uitgangspunt bij bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is dat deze wordt verstrekt als lening. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden waardoor de bijstand om niet verstrekt had moeten worden.
Verweerder heeft de bijzondere bijstand voor stoffering verleend als lening. Bijzondere bijstand voor stoffering wordt in beginsel verstrekt om niet, maar de hoofdregel is dat iedereen alles moet doen en nalaten om een beroep op bijstand te voorkomen. Als dit niet gebeurt of onvoldoende, dan kan sprake zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dat is hier het geval omdat eiseres het bedrag van € 6.006,- dat zij van de woningvouwvereniging heeft gekregen niet heeft gebruikt voor de gordijnen en het tapijt. Verder heeft eiseres zich onvoldoende ingezet om de kosten van de lekkage te verhalen op diegene die daarvoor aansprakelijk is, te weten de woningbouwvereniging of een derde. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiseres geen toezeggingen zijn gedaan op grond waarvan zij een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.
Evenmin is sprake van dringende redenen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor herinrichtingskosten om niet en niet in de vorm van een lening. Zij heeft een IVA-uitkering en kan geen schulden aangaan in verband met de psychische druk die dat geeft. Door haar arbeidsongeschiktheid zal zij in de toekomst geen inkomsten kunnen genereren. Eiseres heeft altijd op bijstandsniveau geleefd en heeft geen geld opzij kunnen zetten.
Eiseres stelt dat geen sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. De kosten zijn ontstaan door een overmacht situatie. Zij kreeg in de eerste wisselwoning lekkage waardoor haar spullen door waterschade verloren zijn gegaan. De woningbouwvereniging kon haar niet helpen en zij had geen inboedelverzekering. Eiseres heeft ter zitting nader toegelicht dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bijzondere bijstand om niet had moeten worden verleend.
Door een medewerker van verweerder is eiseres meegedeeld dat de kosten om niet zouden worden verleend. Nu dit niet is gebeurd, doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel.
4. Ter zitting is komen vast te staan dat het beroep is gericht tegen de toekenning van bijzondere bijstand voor alle kosten in de vorm van een lening.
5. De rechtbank volgt verweerder zijn standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor eiseres de kosten voor de duurzame gebruiksgoederen niet zelf kan betalen. Eiseres had het bedrag van € 6.006,- dat zij van de woningbouwvereniging heeft ontvangen, kunnen gebruiken voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Daarnaast had eiseres de kosten die zij vanwege de waterschade (onder meer voor meubels en een tweede verhuizing) heeft moeten maken kunnen verhalen op diegene die daarvoor aansprakelijk is. Dit heeft eiseres ter zitting ook erkend. Eiseres heeft verder aangevoerd dat bijzondere omstandigheden zijn gelegen in het feit dat zij schulden heeft en psychische druk ervaart. De rechtbank is van oordeel dat zij dit verder niet heeft onderbouwd.
Wat betreft de bijzondere bijstand voor stoffering volgt de rechtbank ook het standpunt van verweerder dat sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, omdat eiseres het bedrag dat zij van de woningbouwvereniging heeft gekregen niet heeft gebruikt voor de gordijnen en het tapijt in haar oude woning. Zoals ter zitting aan de orde is geweest, blijkt uit de wisselovereenkomst dat de wisselwoning is voorzien van vloerbedekking en raamdecoratie.
6. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:447). De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een toezegging, andere uitlating of gedraging zoals hiervoor vermeld. Dit betekent dat eiseres niet de gerechtvaardigde verwachting kon hebben dat verweerder bijzondere bijstand zou toekennen om niet. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.