In deze zaak vorderden beide partijen, ex-samenlevers, nakoming van een overeenkomst tot verdeling van het saldo van een spaarrekening na de beëindiging van hun samenlevingscontract. Het samenlevingscontract was op 1 april 2017 beëindigd, waarna partijen in geschil raakten over de verdeling van de Rabo OpbouwSpaarrekening. De vrouw stelde dat het saldo per 1 april 2017, ter hoogte van € 38.901,27, gelijkelijk verdeeld moest worden, terwijl de man meende recht te hebben op de helft van het saldo per datum van verkoop van de gemeenschappelijke woning op 20 augustus 2019, dat toen € 59.928,- bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de afspraken van 18 juli 2018 geen betrekking hadden op de Rabo OpbouwSpaarrekening en dat deze alsnog verdeeld moest worden volgens de bepalingen van het samenlevingscontract. De rechtbank stelde vast dat de vrouw het saldo per 1 april 2017 aan de man moest voldoen, vermeerderd met het rendement over dat saldo. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.