ECLI:NL:RBNHO:2020:2542
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering Participatiewet
Op 31 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg met betrekking tot haar uitkering op grond van de Participatiewet (PW). Verzoekster ontving tot december 2019 een uitkering naar de norm van een alleenstaande, maar vanaf dat moment werd haar uitkering verlaagd naar een lager bedrag, met een korting van 5% vanwege de toepassing van de kostendelersnorm. Verzoekster stelde dat zij in acute inkomensnood verkeerde en verzocht de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen en haar uitkering weer naar de volledige norm te verhogen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoekster nog steeds een uitkering ontvangt, zij het met een korting, en dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat een financieel belang op zichzelf niet voldoende is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een acute financiële noodsituatie. Verzoekster heeft geen concrete en verifieerbare stukken overgelegd die haar stelling van een dreigende financiële noodsituatie onderbouwen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet in een acute financiële noodsituatie verkeert en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Boomsma. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar gedaan, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.