Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland als verweerder en firma [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] als eisers. De zaak betreft een beroep tegen een vergunning die op 5 december 2018 is verleend aan de gemeente Bergen voor de aanleg van een sportcomplex met vijf voetbalvelden en een kantine/kleedruimte. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hun beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende geen beroep instellen als hem redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend. Eisers voerden aan dat het niet indienen van een zienswijze verschoonbaar was, omdat het ontwerpbesluit niet op een voor hen kenbare wijze was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat het ontwerpbesluit op de juiste wijze was gepubliceerd en dat eisers redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de terinzagelegging.
De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat eisers niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze hebben ingediend. Daarom is het beroep van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.