ECLI:NL:RBNHO:2020:2611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
C/15/281241 / HA ZA 18-739
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv betreffende inzage in administratie van samenwerkingsverband

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, is op 8 april 2020 een incident behandeld dat was ingesteld door De Unie Transportdiensten B.V. en [gedaagde sub 3] tegen Zwaantrans. De Unie c.s. vorderden op basis van artikel 843a Rv inzage in de volledige administratie van het samenwerkingsverband dat Zwaantrans en De Unie in 2017 zijn aangegaan. Zwaantrans, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van openstaande facturen van BBV en een schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging van het samenwerkingsverband. De rechtbank oordeelde dat Zwaantrans voldoende stukken had overgelegd en dat De Unie c.s. geen rechtmatig belang hadden bij verdere inzage in de administratie. De rechtbank wees de incidentele vordering van De Unie c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten. De zaak zal op 6 mei 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/281241 / HA ZA 18-739
Vonnis in incident ex art. 843a Rv van 8 April 2020
in de zaak van
vennootschap onder firma
VEEVOEDERBEDRIJF [Zwaantrans],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.A.M. Seck te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUSINESS PARTNERS BUNSEE & DE VRÉ LOGISTIC SUPPORT B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE UNIE TRANSPORTDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. C.A. Madern te Amsterdam,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. C.A. Madern te Amsterdam.
Eiseres zal hierna Zwaantrans worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal BBV genoemd worden en gedaagden sub 2 De Unie en gedaagde sub 3 [gedaagde sub 3] . Gezamenlijk zullen gedaagden sub 2 en 3 De Unie c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties
  • de incidentele conclusie van De Unie c.s. houdende eis tot overlegging bescheiden ex artikel 843a Rv met producties
  • de incidentele conclusie van antwoord van Zwaantrans, tevens conclusie houdende vermeerdering van eis in de hoofdzaak, met producties
  • de akte uitlating producties in het incident van De Unie c.s., met productie
  • de akte van Zwaantrans tot referte inzake uitlaten productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert Zwaantrans betaling van BBV van een bedrag van € 52.697,63 aan openstaande facturen, alsmede € 1.314,56 aan buitengerechtelijke incassokosten. Subsidiair, voor zover BBV het openstaande bedrag reeds aan De Unie heeft betaald, vordert Zwaantrans van De Unie (door)betaling van dit bedrag en meer subsidiair, voor zover reeds aan [gedaagde sub 3] is betaald, (door)betaling hiervan van [gedaagde sub 3] . Na vermeerdering van eis vordert Zwaantrans tevens van De Unie c.s. (onder meer) een schadevergoeding wegens de onrechtmatige opzegging van het samenwerkingsverband en mee te werken aan de (financiële) afwikkeling van het samenwerkingsverband. De vorderingen van Zwaantrans hebben – samengevat – betrekking op de financiële afwikkeling van het samenwerkingsverband dat Zwaantrans en De Unie eind 2017 zijn aangegaan ten behoeve van het in opdracht van BBV verrichten van transportdiensten.
2.2.
De Unie c.s. hebben een incidentele vordering ex artikel 843a ingesteld tot afgifte/afschrift van de volledige administratie van het gehele samenwerkingsverband waaronder in ieder geval alle:
  • bankafschriften (van het samenwerkingsverband);
  • uitgaande facturen;
  • binnengekomen facturen;
  • ritlijsten voorzien van tachograafschijven;
  • overeenkomsten met opdrachtgevers;
  • bankafschriften van Zwaantrans waarop het samenwerkingsverband betalingen heeft gedaan,
en te bepalen dat indien niet gaaf en tijdig hieraan wordt voldaan de vorderingen in de hoofdzaak vervallen, althans de bevoegdheid van Zwaantrans om in de hoofdzaak voort te procederen vervalt.
2.3.
Zwaantrans heeft bij conclusie van antwoord in het incident de navolgende stukken die betrekking hebben op de (financiële) administratie van het samenwerkingsverband overgelegd:
  • kosten, opbrengsten en investeringen van Zwaantrans;
  • lonen van – eigen en payroll (Flexcellens) – chauffeurs;
  • brandstofkosten en aanverwante kosten ter zake van gebruikte voertuigen;
  • exploitatiekosten van de ingezette auto’s en opleggers en planning van ritten;
  • overige – door Zwaantrans- betaalde kosten (deel 1 en 2)
  • huur opleggers, schades, reparaties en boetes;
  • door Zwaantrans ontvangen betalingen;
  • verklaring van Zwaantrans omtrent het ontstaan van de samenwerking;
  • facturatie aan BBV met bijbehorende ritlijsten;
  • de door Zwaantrans aan [gedaagde sub 3] /De Unie reeds gezonden ritlijsten.
2.4.
Zwaantrans betwist dat De Unie c.s. een rechtmatig belang hebben bij afgifte van verdere stukken. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is of was; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. Artikel 843a Rv biedt derhalve niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eiseres in het incident, De Unie c.s., slechts vermoeden dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen in de hoofdzaak.
Naast deze beperkingen - waarmee is beoogd een dam op te werpen tegen zogenoemde “fishing expeditions” - bevat het artikel de nadere restrictie dat degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft, niet is gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd.
2.6.
De Unie c.s. stellen rechtmatig belang te hebben bij volledige inzage en afgifte van alle administratieve bescheiden aangaande het gestelde samenwerkingsverband. Volgens De Unie c.s. betreft het door Zwaantrans in het geding gebrachte pakket stukken niet de volledig administratie en ontbreken onder meer bankafschriften, facturen, ritlijsten met tachograafschijven en overeenkomsten met opdrachtgevers. De Unie c.s. stellen dat zij over de volledige administratie dienen te beschikken om de vordering(en) van Zwaantrans goed te kunnen beoordelen. De rechtbank volgt De Unie c.s. hierin niet. Zwaantrans vordert in de hoofdzaak immers slechts (door) betaling van de bedragen die BBV rechtstreeks aan De Unie c.s. heeft gedaan, alsmede na vermeerdering van eis, een schadevergoeding wegens de onrechtmatige opzegging van het samenwerkingsverband en mee te werken aan de (financiële) afwikkeling van het samenwerkingsverband. Zwaantrans heeft bij het antwoord in incident onder meer de facturatie aan BBV met de bijbehorende rittenlijsten in het geding gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de in het geding gebrachte stukken voor De Unie c.s. voorshands voldoende moeten zijn om de vordering(en) te beoordelen. Nu bovendien geenszins vast staat dat bij betwisting de bewijslast op De Unie c.s. zal komen te rusten, is de rechtbank van oordeel dat De Unie c.s. (op dit moment) geen rechtmatig belang (meer) hebben bij hun vordering. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.
2.7.
De Unie c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt De Unie c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Zwaantrans tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Zwaantrans in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat De Unie c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 mei 2020voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 830