ECLI:NL:RBNHO:2020:2631
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens teveel vermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De eiser had een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingediend, welke was afgewezen omdat hij over teveel vermogen beschikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die eerder als ondernemer actief was, zijn onderneming had verkocht en een aanzienlijk bedrag in contanten had opgenomen. De verweerder, het college, handhaafde de afwijzing van de aanvraag op basis van de vaststelling dat de eiser niet voldeed aan de vermogensgrens die voor bijstandsverlening geldt.
De rechtbank heeft de processtukken en het verhandelde ter zitting op 12 maart 2020 in overweging genomen. Eiser voerde aan dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met zijn kosten van levensonderhoud en huisvesting in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank volgde de redenering van de verweerder dat de schulden van eiser niet als zodanig konden worden aangemerkt en dat de contante opname van € 46.000,- als uitgangspunt voor de vermogensvaststelling diende te worden genomen.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.