ECLI:NL:RBNHO:2020:2663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
7806689 CV FORM 19-7503
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartclaim afgewezen

In deze zaak heeft de passagier een verzoek ingediend tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol via Frankfurt naar Seoul op 16 december 2018. Door een vertraging van vlucht LH 993 miste de passagier zijn aansluiting in Frankfurt en arriveerde uiteindelijk met een vertraging van vier uur en negen minuten op zijn eindbestemming. De passagier verzocht Lufthansa om compensatie van € 600,00, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.

Lufthansa betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en besluiten van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De rechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, waaronder het kosteloos omboeken van de passagier naar een andere vlucht.

De kantonrechter wees het verzoek van de passagier af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Lufthansa. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7806689 \ CV FORM 19-7503
Uitspraakdatum: 1 april 2020
Beschikking in de zaak van:
[passagier],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: de passagier,
gemachtigde: S. Kiziler-Pekcan (ARAG Flight Claim),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa A.G.,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
verwerende partij,
verder te noemen: Lufthansa,
gemachtigde: mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 27 mei 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 14 augustus 2019;
  • een conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2019;
  • een conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 7 november 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 16 december 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol, via Frankfurt (Duitsland) naar Seoul (Zuid-Korea) met vluchten LH 993 en LH 712.
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou vlucht LH 993 op 16 december 2018 om 14:50 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 15:55 uur lokale tijd in Frankfurt arriveren. Vervolgens zou de passagier om 17:40 uur lokale tijd met vlucht LH 712 vanuit Frankfurt verder vliegen naar Seoul. Volgens het schema zou de passagier op 17 december 2018 om 12:00 uur lokale tijd zijn eindbestemming bereiken.
2.3.
Vlucht LH 993 (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, zodat de passagier zijn aansluiting in Frankfurt zou missen. De passagier is omgeboekt naar een andere rechtstreekse vlucht, met vluchtnummer KL 855, die vertrok vanaf Amsterdam-Schiphol. De passagier heeft uiteindelijk zijn eindbestemming op 17 december 2018 met een vertraging van vier uur en 9 minuten bereikt.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 december 2018;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de passagier met een vertraging van meer dan vier uur op zijn eindbestemming is gearriveerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op Lufthansa rust. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid die zij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.1.
Ten aanzien van het beroep van Lufthansa op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.2.
Lufthansa heeft toegelicht dat voorafgaand aan de uitvoering van de vlucht Amsterdam – Frankfurt, het toestel (en bemanning) eerst nog van Frankfurt naar Amsterdam is gevlogen. De onderhavige vlucht maakt daarmee onderdeel uit van de rotatie Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt (LH 992/993). Lufthansa voert aan dat in verband met de weersomstandigheden te Amsterdam de luchtverkeersleiding voorafgaand aan het vertrek uit Frankfurt gewijzigde slottijden heeft toegewezen, zodat het toestel niet op het geplande vertrektijdstip kon vertrekken. Lufthansa verwijst in dat kader naar een vluchtrapport dat zij als productie 1 bij het verweerschrift heeft overgelegd. Zij licht toe dat het rapport van de voorafgaande vlucht van Frankfurt naar Amsterdam twee vertragingsoorzaken noemt, namelijk een vertraging van 99 minuten vanwege vertragingscode “84” en een vertraging van 21 minuten vanwege vertragingscode “75B”. Daarbij licht zij toe dat vertragingscode “84”, overeenkomstig het overzicht van IATA, betekent dat de luchtverkeersleiding het vertrek vanuit Frankfurt heeft tegengehouden in verband met de weersomstandigheden op de luchthaven van bestemming. Vertragingscode “75B” houdt in, volgens Lufthansa, dat het vliegtuig te Frankfurt voorafgaand aan het vertrek eerst een anti-ijsbehandeling diende te ondergaan.
4.3.
Een anti-ijsbehandeling van een vliegtuig is in beginsel inherent aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij, zodat deze in de onderhavige zaak geen buitengewone omstandigheid oplevert die op haar beurt ook niet kan doorwerken op de onderhavige vlucht. De (vertrek)vertraging van 21 minuten die is ontstaan door de anti-ijsbehandeling zal dan ook buiten beschouwing gelaten worden bij de verdere beoordeling van het buitengewone omstandigheden verweer van Lufthansa.
4.4.
Lufthansa heeft voorts aangevoerd dat de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt gewijzigde slottijden kreeg toegewezen van de luchtverkeersleiding in verband met slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming. Lufthansa verwijst in dat kader naar het vluchtrapport dat als productie 2 bij het verweerschrift is overgelegd. Zij licht toe dat ook dit rapport twee vertragingsoorzaken vermeldt. Enerzijds is een vertraging van 94 minuten geregistreerd vanwege vertragingscode “93” en anderzijds is een vertraging van 51 minuten vermeld vanwege vertragingscode “84”. Daarbij licht Lufthansa toe dat vertragingscode “93” overeenstemt met de (te) late aankomst van het toestel te Amsterdam tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende onderbouwd heeft aangevoerd dat zowel de voorafgaande vlucht van Frankfurt naar Amsterdam als de onderhavige vlucht van Amsterdam naar Frankfurt voorafgaand aan het vertrek gewijzigde slottijden toegewezen heeft gekregen vanwege de weersomstandigheden te Amsterdam en te Frankfurt. De passagier heeft bij repliek gesteld dat Lufthansa niet met stukken heeft aangetoond dat sprake is geweest van slechte weersomstandigheden omstreeks de (geplande) vluchttijden van de vlucht. De kantonrechter volgt het standpunt van de passagier niet. Als productie 4 bij het verweerschrift heeft Lufthansa een weerrapport overgelegd van de weersomstandigheden te Amsterdam (de aankomstluchthaven van de voorafgaande vlucht en de vertrekluchthaven van de onderhavige vlucht), waaruit volgt dat er tussen 5:55 uur en 23:55 uur lokale tijd sprake was van mist. Voorts heeft Lufthansa aangevoerd dat vanwege de weersomstandigheden de luchtverkeersleiding aanleiding heeft gezien om gewijzigde slottijden toe te wijzen, zodat het toestel niet op de geplande vertrektijd kon vertrekken. Hoewel Lufthansa pas bij dupliek een volledig overzicht van de door de luchtverkeersleiding opgelegde slottijden heeft overgelegd, volgt uit het als productie 2 bij het verweerschrift overgelegde vluchtrapport van de vlucht Amsterdam – Frankfurt in ieder geval een CTOT (Calculated Take Off Time) van 16:24 uur UTC. Het toestel is om 16:31 uur UTC (17:31 uur lokale tijd) opgestegen uit Amsterdam. Uit het overgelegde vluchtrapport volgt eveneens dat de vlucht Amsterdam – Frankfurt met een vertrekvertraging van twee uur en 25 minuten is aangevangen en om 17:24 uur UTC (18:24 uur lokale tijd), met een vertraging van twee uur en 29 min, in Frankfurt is gearriveerd. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slottijden (CTOT’s) kunnen gezien worden als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan een specifiek toestel op een specifieke dag in de zin van de Verordening, zodat de toegewezen CTOT’s op de voorafgaande vlucht alsmede op de vlucht Amsterdam – Frankfurt in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid oplevert (die eveneens doorwerkt op de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt).
4.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, dan wel te beperken. Lufthansa heeft in dat kader aangevoerd dat zij de passagier kosteloos heeft omgeboekt naar de eerst mogelijke, rechtstreekse vlucht van Amsterdam naar Seoul. De passagier heeft dat niet weersproken. Dat Lufthansa meer of andere maatregelen had kunnen treffen om de vertraging van de passagier te beperken is niet gebleken, zodat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Lufthansa tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open