In deze zaak heeft de passagier een verzoek ingediend tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol via Frankfurt naar Seoul op 16 december 2018. Door een vertraging van vlucht LH 993 miste de passagier zijn aansluiting in Frankfurt en arriveerde uiteindelijk met een vertraging van vier uur en negen minuten op zijn eindbestemming. De passagier verzocht Lufthansa om compensatie van € 600,00, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.
Lufthansa betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en besluiten van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De rechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, waaronder het kosteloos omboeken van de passagier naar een andere vlucht.
De kantonrechter wees het verzoek van de passagier af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Lufthansa. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.