ECLI:NL:RBNHO:2020:2743

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
C/15/300389 / KG ZA 20-144
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis inzake ontruiming van een beheerderswoning in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, die in een beheerderswoning woont, en de besloten vennootschap Camping Bilderberg B.V., de verhuurder van de woning. De eiser had eerder een vonnis gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, waarin hij werd veroordeeld om de woning te ontruimen. De eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, onder andere vanwege de coronamaatregelen die in Nederland van kracht zijn.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming van de woning op 8 april 2020 zou leiden tot een onwenselijke situatie voor de eiser en zijn gezin, die op dat moment geen alternatieve woonruimte hadden. De rechter heeft overwogen dat de belangen van de eiser bij uitstel van de ontruiming zwaarder wegen dan de belangen van de verhuurder bij een snelle ontruiming. De rechter heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst tot 1 juni 2020, op voorwaarde dat de eiser de verschuldigde gebruiksvergoeding tijdig betaalt.

De rechter heeft ook geoordeeld dat de situatie rondom de coronamaatregelen een nieuw feit vormt dat de belangenafweging beïnvloedt. De eiser moet echter wel actief op zoek gaan naar alternatieve woonruimte. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, omdat de verhuurder grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/300389 / KG ZA 20-144
Vonnis in kort geding van 3 april 2020
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMPING BILDERBERG B.V.,
gevestigd te Sint Maartensvlotbrug,
gedaagde,
advocaten mrs. J.M. Poortvliet en M.H. Boomsma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bilderberg genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 maart 2020 met 27 producties,
  • de aanvullende producties 28 tot en met 31,
  • de akte aanvulling rechtsgronden,
  • de conclusie van antwoord met 44 producties,
  • de pleitaantekeningen van de zijde van [eiser] ,
  • de pleitnotities van de zijde van Bilderberg,
  • de mondelinge behandeling, die in verband met de maatregelen vanwege het coronavirus op 2 april 2020 via het programma Skype voor bedrijven heeft plaatsgevonden, zodat partijen niet op de rechtbank hoefden te verschijnen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangpunten

2.1.
Bilderberg is eigenaar van campingpark ‘Aan Veluwe’ (hierna: de camping) aan de Sportlaan 1 te Oosterbeek en van de nabij de camping gelegen beheerderswoning (hierna: de woning).
2.2.
Bij huurovereenkomst van 16 november 2015 heeft Bilderberg de woning met ingang van 1 december 2015 aan [eiser] verhuurd onder de vigeur van de Leegstandwet. De vergunning voor het tijdelijk verhuren van de woning is afgegeven voor de periode van
1 maart 2013 tot en met 28 februari 2018.
2.3.
Bij brief van 26 oktober 2017 heeft Bilderberg de huurovereenkomst opgezegd tegen 28 februari 2018 en [eiser] verzocht de woning uiterlijk op die datum te verlaten en ontruimd op te leveren.
2.4.
[eiser] woont met zijn partner, zijn twee minderjarige kinderen en drie honden in de woning en heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek om de woning te ontruimen.
2.5.
Bilderberg heeft [eiser] bij brieven van 9 februari 2018 en 16 december 2019 gesommeerd de woning te verlaten.
2.6.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van
27 februari 2020 (hierna: het vonnis) heeft de voorzieningenrechter beslist, voor zover hier van belang:
“5.1. veroordeelt [eiser] om de bedrijfswoning, gelegen aan de Sportlaan 1 te (6861 AG) Oosterbeek , na betekening van dit vonnis uiterlijk op 1 april 2020, met de daarin vanwege hem aanwezige goederen en personen te ontruimen en ontruimd te houden, en onder afgifte van de sleutels, leeg en bezemschoon ter vrije en algehele beschikking van Camping Bilderberg te stellen,
5.2.
veroordeelt [eiser] om aan Camping Bilderberg een dwangsom te betalen van
€ 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs en het voorschot voor gas/water/licht van € 1.500,00 voor iedere maand dat de bedrijfswoning nog niet is ontruimd en aan Camping Bilderberg is opgeleverd, te rekenen vanaf 1 februari 2020, steeds te voldoen voor de eerste van de desbetreffende maand;
(…)”
2.7.
[eiser] heeft de woning niet vrijwillig willen verlaten en is evenmin overgegaan tot het betalen van een gebruiksvergoeding.
2.8.
[eiser] heeft spoedappel ingesteld bij het Hof Arnhem-Leeuwarden.
2.9.
Bilderberg heeft [eiser] aangezegd de woning op 8 april 2020 te zullen ontruimen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - het vonnis van 27 februari 2020 voor onbepaalde tijd te schorsen, althans tot 1 november 2020, althans totdat dit oordeel gezag van gewijsde heeft gekregen, onder gehoudenheid van [eiser] tot het instellen van spoedappel.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de voorzieningenrechter geen gemotiveerde belangenafweging heeft geformuleerd naar aanleiding van het verweer van [eiser] c.s. tegen de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat deze afweging alsnog gemaakt dient te worden. De conclusie daarvan dient te zijn dat het belang van Bilderberg niet zwaarder kan wegen dan het belang van [eiser] om met zijn jonge gezin in de woning te verblijven in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat het vonnis feitelijke en juridische misslagen bevat.
Daar komt bij dat sinds het uitbrengen van de dagvaarding in de onderhavige zaak de maatregelen in verband met het coronavirus zijn verscherpt en het kabinet afspraken heeft gemaakt met grote verhuurders over de opschorting van huisuitzettingen.
Een huisuitzetting zal onder de huidige omstandigheden leiden tot een noodsituatie.
De regering heeft blijkens het Aanhangsel van de Handelingen op vragen over huisuitzettingen geantwoord dat ontruimingen geen doorgang zullen vinden, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Nu Bilderberg niet heeft gesteld dat sprake is van dergelijke zeer uitzonderlijke omstandigheden, ligt de vordering tot het schorsen van het vonnis om die reden alleen al voor toewijzing gereed, aldus [eiser] .
3.3.
Bilderberg voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoeveelheid en omvang van de producties die Bilderberg voorafgaand aan de zitting heeft overgelegd en het late tijdstip daarvan. Hij verzoekt die producties buiten beschouwing te laten. De voorzieningenrechter ziet daarvoor geen aanleiding. Het grootste deel van de door Bilderberg overgelegde producties bestaat uit de dagvaarding met bijbehorende producties voor de zaak die heeft geleid tot het hier aan de orde zijnde vonnis van 27 februari 2020. Die waren [eiser] al bekend. Verder blijkt niet dat de hoeveelheid overgelegde producties, de omvang daarvan of het tijdstip daarvan ertoe hebben geleid dat [eiser] is geschaad in zijn belang bij een behoorlijke procesorde.
4.2.
Dan inhoudelijk. In dit kort geding is de vraag of de tenuitvoerlegging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 februari 2020 moet worden geschorst. [eiser] heeft hoger beroep van dat vonnis ingesteld.
4.3.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
Bij de toepassing van deze maatstaf in een kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.4.
Volgens [eiser] is het vonnis van 27 februari 2020 gebaseerd op een aantal feitelijke en juridische misslagen. Kort gezegd, komen die misslagen er op neer dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat er diverse gebreken aan de vergunning in het kader van de Leegstandwet kleven. Bovendien had er nooit een vergunning tot verhuur in het kader van de Leegstandwet verleend mogen worden. Volgens [eiser] heeft de voorzieningenrechter miskend dat de huurovereenkomst tussen [eiser] en Bilderberg een reguliere huurovereenkomst is en dat [eiser] recht heeft op huurbescherming.
Bilderberg betwist dat sprake is van kennelijke misslagen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat van een juridische of feitelijke kennelijke misslag slechts sprake is indien de misslag evident is, direct duidelijk en niet voor discussie vatbaar. Uit hetgeen [eiser] heeft aangevoerd, blijkt niet dat daarvan sprake is. Waar het gaat om de geldigheid van de leegstandvergunning is niet evident onjuist het oordeel van de voorzieningenrechter dat Bilderberg met [eiser] op 16 november 2015 een huurovereenkomst heeft kunnen sluiten waarop de verleende leegstandvergunning van toepassing was (r.o. 4.2.). Evenmin evident onjuist is het oordeel van de voorzieningenrechter dat de leegstandvergunning formele rechtskracht heeft (r.o.4.3.).
Ook hetgeen de voorzieningenrechter verder onder 4.3. tot en met 4.7. heeft overwogen om te komen tot het oordeel dat sprake is geweest van een tijdelijke overeenkomst in het kader van de Leegstandwet is niet evident onjuist.
4.6.
Daarnaast voert [eiser] aan dat de voorzieningenrechter heeft nagelaten te motiveren waarom zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard is. Die stelling van [eiser] is onjuist. In rechtsoverweging 4.12. van het vonnis heeft de voorzieningenrechter gemotiveerd waarom de beslissing uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, namelijk omdat het belang van Bilderberg om op korte termijn als eigenaar de woning weer conform de bestemming te kunnen gebruiken, zwaarder weegt dan het belang van [eiser] en zijn partner om met hun minderjarige kinderen in de woning te kunnen blijven. Dat deze motivering in de ogen van [eiser] summier is, laat onverlet dat de beslissing gemotiveerd is. Dat bij die belangenafweging sprake is van kennelijke misslagen, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt.
4.7.
Dat de voorzieningenrechter heeft gemotiveerd dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, laat onverlet dat zich na de betrokken uitspraak feiten en omstandigheden kunnen hebben voorgedaan die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. [eiser] heeft daarvoor verwezen naar, onder meer, de ontstane crisis rond de verspreiding van het coronavirus. Bilderberg betwist dat dit aanleiding zou moeten zijn om de tenuitvoerlegging op te schorten.
4.8.
Partijen zijn allebei ingegaan op de afspraken tussen de overheid en verhuurders over de ontruiming van woningen tijdens de coronacrisis en op de mededelingen die de regering daarover aan de Tweede Kamer heeft gedaan. De voorzieningenrechter is hierover van oordeel dat de afspraken tussen verhuurders en de regering Bilderberg niet binden.
Een verbod om tot nader order woningen te ontruimen, is er ook niet. Het is daarom aan de voorzieningenrechter om te beoordelen of er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die ertoe moeten leiden dat de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden geschorst.
4.9.
Onder normale omstandigheden leveren de door [eiser] genoemde argumenten dat in de woning ook minderjarige kinderen wonen en dat hij op korte afstand van de brandweerkazerne moet wonen en zijn werkzaamheden bij de brandweer, geen noodsituatie op waardoor er op 8 april 2020 geen ontruiming van de woning zou kunnen plaatsvinden. Dat de minderjarige kinderen van [eiser] door de ontruiming worden geraakt, is reeds bij het eerdere kort geding aan de orde geweest en in de belangenafweging in het vonnis van
27 februari 2020 meegewogen. Dat [eiser] inmiddels deel uitmaakt van de blusploeg bij de brandweer, is wellicht een nieuw feit, maar kan niet op Bilderberg worden afgewenteld. [eiser] wist immers bij het aangaan van deze betrekking dat er een ontruiming boven zijn hoofd hing.
4.10.
Niet bekend en ook niet voorzienbaar was echter op 27 februari 2020 dat de verspreiding van het coronavirus zou leiden tot de crisis waarin Nederland thans is beland, waarbij leerplichtige kinderen niet meer naar school kunnen en de overheid ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus het uitdrukkelijke advies geeft thuis te blijven.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hierdoor wel een onwenselijke situatie zou ontstaan indien de ontruiming van de woning op 8 april 2020 zou plaatsvinden. Onbetwist staat immers vast dat [eiser] en zijn gezin bij ontruiming van de woning op 8 april 2020 (nog) geen alternatieve woonruimte tot hun beschikking hebben. Zij zijn dan aangewezen, ofwel, op verblijf bij derden, ofwel, verblijf op straat. Dit terwijl de kinderen niet naar school kunnen. Dat levert ernstige gezondheidsrisico’s voor [eiser] en zijn gezin op.
4.11.
Aan Bilderberg kan worden toegegeven dat deze situatie mede is veroorzaakt doordat [eiser] heeft nagelaten eerder naar alternatieve woonruimte te zoeken dan wel deze te accepteren. In ieder geval na 27 februari 2020 had hij dat moeten doen. Dat hij dat heeft gedaan, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt. Ervan uitgaand dat het vonnis van
27 februari 2020 voor [eiser] het moment was waarop hij moest beseffen dat hij de woning zou moeten ontruimen (vanaf dat moment beschikte Bilderberg over een titel tot ontruiming), is wel aannemelijk dat de in de loop van maart 2020 door de overheid afkondigde maatregelen het vinden van alternatieve woonruimte en de verhuizing daar naartoe moeilijker hebben gemaakt en dat daarvoor meer tijd nodig is. Dat was tot half maart 2020 ook voor [eiser] niet te voorzien.
4.12.
De belangen van [eiser] bij uitstel van de ontruiming afwegend tegen die van Bilderberg bij ontruiming van de woning op zo kort mogelijke termijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van [eiser] bij uitstel op dit moment zwaarder wegen dan die van Bilderberg bij ontruiming van de woning, ervan uitgaande dat [eiser] de verschuldigde gebruiksvergoeding wel aan Bilderberg voldoet. Dat [eiser] een opschortingsrecht zou hebben en de vergoeding op termijn kan verrekenen, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt. Nog los van het feit dat hij niet heeft gesteld waarom de beslissing van de voorzieningenrechter in het vonnis van 27 februari 2020 onjuist zou zijn.
Dat door deze schorsing van de tenuitvoerlegging de beoogde nieuwe gebruiker van de woning enige reistijd heeft, maakt dat niet anders. Dat de aanwezigheid van [eiser] en zijn gezin zal leiden tot overlast, heeft Bilderberg niet aannemelijk gemaakt.
Dit betekent dit dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 februari 2020 voor zover het betreft de beslissingen over de ontruiming (5.1. en 5.2.) moet worden geschorst. Echter, slechts onder de opschortende voorwaarde dat [eiser] de verschuldigde gebruiksvergoeding uiterlijk 6 april 2020 aan Bilderberg voldoet.
4.13.
De vraag is tot wanneer de tenuitvoerlegging moet worden geschorst. Deze schorsing kan naar zijn aard niet langer duren dan tot het moment dat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist. Omdat de dagvaarding in hoger beroep nog niet is aangebracht en nog niet bekend is of de zaak door het gerechtshof als zogenaamd spoedappel behandeld zal worden, zal de voorzieningenrechter een tijdslimiet aan de schorsing van de tenuitvoerlegging verbinden.
Daarover is de voorzieningenrechter van oordeel dat ten tijde van het wijzen van dit vonnis nog niet voorzienbaar is hoe de situatie rond de verspreiding van het coronavirus zich zal ontwikkelen. Wat daarvan ook zij. Van [eiser] mag en kan worden verwacht dat hij op zoek gaat naar alternatieve woonruimte en deze ook op korte termijn accepteert. De door de overheid geadviseerde maatregelen staan daaraan niet in de weg. [eiser] moet in staat geacht worden uiterlijk 1 juni 2020 een nieuwe woonruimte te hebben gevonden, deze betrokken te hebben en de woning van Bilderberg te hebben ontruimd. Dat dit niet kan, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. Hetgeen [eiser] heeft aangevoerd over de benodigde grootte en locatie van de woning (in verband met zijn werk voor de brandweer) maakt dat, bezien in het licht van het belang van Bilderberg om als eigenaar over de woning te kunnen beschikken, niet anders.
Voor het geval [eiser] blijft vasthouden aan de door hem gestelde eisen aan een alternatieve woonruimte, komt dat na 1 juni 2020 voor zijn eigen risico en niet langer voor risico van Bilderberg.
4.14.
Bilderberg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 105,50
- griffierecht 304,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.389,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis voor zover het betreft de beslissingen onder 5.1. en 5.2. van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem d.d. 27 februari 2020 tot en met 1 juni 2020, doch onder de opschortende voorwaarde dat [eiser] de vergoeding bedoeld onder 5.3. van genoemd vonnis voor de maanden maart en april 2020 uiterlijk op 6 april 2020 aan Bilderberg heeft betaald,
5.2.
veroordeelt Bilderberg in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.389,50,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier L. Kliffen op 3 april 2020. [1]

Voetnoten

1.LK/JG