ECLI:NL:RBNHO:2020:2772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
C/15/301322 / FA RK 20-1706
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 april 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel die op 1 april 2020 door de burgemeester was opgelegd aan de betrokkene, die kampt met ernstige psychiatrische en psychogeriatrische problemen. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de Coronacrisis, zijn zowel de betrokkene als de specialist ouderengeneeskunde gehoord. De rechtbank oordeelde dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor de betrokkene of anderen bestond, en dat de betrokkene op dat moment verplichte zorg nodig had die alleen kon worden geboden door een opname op basis van de Wvggz. De rechtbank verwierp het betoog van de betrokkene dat een maatregel op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) had moeten worden verleend, en stelde vast dat de psychiatrische problematiek van de betrokkene op dat moment bovenliggend was. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 24 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
zaak-/rekestnr.: C/15/301322 / FA RK 20-1706
beschikking van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Sovjet Unie),
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. N.D. Groenewoud, gevestigd te Nieuw-Vennep.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 april 2020, heeft de officier van justitie voortzetting verzocht van de door de burgemeester van de gemeente [gemeente] op 1 april 2020 aan betrokkene opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel;
  • de medische verklaring van 1 april 2020, afgegeven door psychiater [psychiater] .
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 april 2020. In verband met de Coronacrisis en de daaruit voortvloeiende gezondheidsrisico’s heeft de zitting conform de landelijke richtlijnen van de rechtspraak telefonisch plaatsgevonden. De rechter en de griffier waren aanwezig in het gebouw van de rechtbank. De specialist ouderengeneeskunde en betrokkene bevonden zich in de accommodatie. De advocaat en de tolk waren elders aanwezig.
1.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat,
- [specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde.
1.4.
Tevens is ten behoeve van betrokkene bijstand verleend door een tolk Russisch.
1.5.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept.
2.2.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten ernstige neurocognitieve stoornissen met gedragsproblemen en paranoïde wanen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wvggz met de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg wordt voldaan. De rechtbank verwerpt daarbij het betoog van betrokkene dat in dit geval uitsluitend een maatregel op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) had kunnen worden verleend. Daartoe heeft de betrokkene gesteld dat zijn actuele klachten met inbegrip van het delier voortvloeien uit een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie.
De rechtbank stelt vast dat in de door een psychiater opgestelde medische verklaring als (vermoedelijke) diagnose is opgenomen: ernstige neurocognitieve stoornissen met gedragsproblemen en paranoïde wanen. Ter zitting heeft de specialist ouderengeneeskunde verklaard dat betrokkene politiek vluchteling is en kampt met PTSS; verder lijdt betrokkene aan gevorderde dementie in combinatie met somatische klachten en is sprake van een ernstig delier. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onder invloed daarvan zijn echtgenote heeft achtervolgd met een mes en zijn zoon heeft geslagen. Ook op de afdeling is hij nog prikkelbaar. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de betrokkene een psychogeriatrische aandoening heeft en zodanig psychiatrisch gedrag vertoont dat het niet hanteerbaar zou zijn bij een Wzd‑opname.
Op grond van dit alles oordeelt de rechtbank dat op dit moment de psychiatrische problematiek bovenliggend is en dat een maatregel op grond van de Wvggz passend is. Hierbij overweegt de rechtbank dat zowel de Wvggz als de Wzd – kort gezegd – tot doel hebben om ernstig nadeel als gevolg van psychiatrische dan wel psychogeriatrische stoornissen of een verstandelijke beperking te voorkomen, te beperken of af te wenden. Naar het oordeel van de rechtbank mag het niet zo zijn dat een betrokkene die kampt met zowel een psychiatrische als een psychogeriatrische stoornis (of verstandelijke beperking), niet de verplichte zorg krijgt die hij op dat moment nodig heeft louter als gevolg van het feit dat de Wvggz en de Wzd zijn gericht op verschillende doelgroepen. Bij een samenloop van stoornissen dient de zorgbehoefte van de betrokkene naar het oordeel van de rechtbank leidend te zijn bij het aanvragen van de wettelijke maatregel. Gelet op de verklaring ter zitting van de specialist ouderengeneeskunde, heeft betrokkene op dit moment verplichte zorg nodig die alleen bij een Wvggz-opname kan worden geboden.
2.5.
Betrokkene verzet zich tegen voornoemde vormen van verplichte zorg.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.
2.7.
De rechtbank dat ziet geen aanleiding om inhoudelijk in te gaan op de stelling van betrokkene dat hij voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel ten onrechte niet is gehoord door de burgemeester. Deze stelling heeft betrekking op de totstandkoming van de crisismaatregel en niet op de voortzetting daarvan. Deze stelling behoeft daarom in deze procedure niet te worden beoordeeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Sovjet Unie), met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.3 zijn genoemd;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
24 april 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van M.C. Zentveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.