ECLI:NL:RBNHO:2020:2810
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens vaststellingsovereenkomst in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, [X], in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn. Het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de rechtbank oordeelde dat er een vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen. Eiser had in het verleden bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffingen over dwangsommen die hij van zijn werkgever had ontvangen. Na een aantal aanpassingen door de gemachtigde van eiser aan de vaststellingsovereenkomst, heeft verweerder hier niet op gereageerd. De rechtbank concludeerde dat, door het ontbreken van een reactie van verweerder, de vaststellingsovereenkomst als geldig moest worden beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat eiser afstand had gedaan van het recht op beroep bij de belastingrechter, wat de rechtbank bevestigde in haar uitspraak.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, mocht er sprake zijn van contractbreuk aan de zijde van verweerder, eiser zich tot de civiele rechter moest wenden, aangezien de bestuursrechter niet bevoegd was om zich hierover uit te laten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.R. Marinus, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.