2.2.Verweerder heeft het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd. Daartoe is als volgt overwogen. Uit advies van [# 1] , gegeven bij de toekenning van de Bbz-uitkering, volgde dat er mogelijk sprake was van een levensvatbaar bedrijf mits de schulden van eiser gesaneerd konden worden en er een bewindvoerder werd aangesteld. [# 2] heeft de hulpverlening gestaakt. De budgetbeheerder is gestopt omdat er geen afspraken met eiser te maken waren. De nadien toegewezen bewindvoerder heeft vanwege haar ervaringen met eiser binnen een maand haar ontslag ingediend bij de rechtbank. De als noodzakelijk voor de levensvatbaarheid geziene sanering van de schulden werd niet bewerkstelligd.
De vakbekwaamheid van eiser alleen is onvoldoende om te stellen dat er sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Naast vakmanschap is dit ook gebaseerd op de mogelijkheid een gezonde financiële huishouding te voeren. Eiser geeft toe dit zelf niet te kunnen. Hij verhindert anderen deze huishouding op te zetten. Het bedrijf is dan ook niet levensvatbaar omdat eiser zich niet aan afspraken kan houden, aldus verweerder.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Zijn onderneming zat in de lift en zijn klantenportefeuille nam toe. Er is dan ook geen reden om de onderneming te staken en de verlenging van de Bbz-uitkering af te wijzen. Nergens blijkt uit welke voorwaarden van [# 2] eiser zou hebben geschonden. Ook uit het advies blijkt dat sprake is van een levensvatbaar bedrijf, mits sprake is van sanering van de schulden. Er is begeleiding voor het administratieve gedeelte geweest. Maar deze werkzaamheden zijn door de begeleiders gestaakt. Ter zitting is door eiser toegelicht dat dit hem niet valt te verwijten. Het was het idee van verweerder om een eigen bedrijf te starten; niet van eiser zelf. In oktober 2018 heeft eiser een burn-out gehad. Omdat verweerder er geen heil meer in zag heeft zijn bewindvoerder ook haar ontslag ingediend. Eiser wil niet anders dan ondersteuning door een bewindvoerder gelet op zijn ervaringen uit het verleden, zo stelt hij. Op dit moment heeft eiser weer een bewindvoerder, eiser is weer aan het werk, zij het niet meer als zelfstandige. Hij heeft op dit moment wel nog steeds opdrachten vanuit het bedrijf open staan, die hij graag wil en kan afmaken.
4. Verweerder heeft zijn standpunt gehandhaafd. Eisers onderneming voldoet niet aan de voorwaarden van een levensvatbaar bedrijf. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser geen belang meer heeft bij deze procedure. Eiser heeft zijn onderneming gestaakt en mag op dit moment van zijn bewindvoerder ook geen onderneming meer starten. Daarom is volgens verweerder onduidelijk wat eiser nog kan bereiken met dit beroep.
5. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser procesbelang heeft gehouden bij de vraag of hem destijds al dan niet terecht een uitkering op grond van de Bbz is geweigerd. Dat de omstandigheden van eiser thans anders zijn, waardoor voortzetting van zijn onderneming op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort, leidt er niet toe dat dit belang is komen te vervallen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser ter zitting heeft benadrukt dat hij eerder aangenomen opdrachten nog wil voltooien.
6. De rechtbank zal dan ook beoordelen of verweerder eisers aanvraag voor een uitkering op grond van het Bbz terecht heeft afgewezen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of eisers bedrijf levensvatbaar is of niet. Bepalend is de situatie van eisers bedrijf ten tijde van het besluit op de aanvraag, in dit geval 6 februari 2019. Met eventuele ontwikkelingen na die datum wordt geen rekening gehouden.
7. Als uitgangspunt geldt dat ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid van het Bbz 2004, voor zover hier van belang, algemene bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal kan worden verleend aan de persoon of de echtgenoot van de persoon die uit hoofde van werkloosheid een uitkering ontvangt en die een bedrijf of zelfstandig beroep begint dat levensvatbaar is. Een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep is volgens artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan. Dit betekent dat het inkomen toereikend dient te zijn om alle aflossingsverplichtingen te voldoen, dat voldoende middelen beschikbaar zijn om het bedrijf op peil te houden en dat voorts wordt voorzien in de kosten van het bestaan.
8. Een bijstandverlenend orgaan is in zaken als hier aan de orde gerechtigd om zich bij zijn besluitvorming te baseren op concrete adviezen van deskundige instanties als [# 1] Uit het advies van [# 1] , zoals dat is afgegeven ten tijde van de eerste aanvraag van eiser, volgt dat het bedrijf van eiser levensvatbaar is, mits de schulden worden opgelost en ondersteuning wordt ingeschakeld voor het bedrijfseconomisch en financieel beleid. Adequaat financieel beleid is een belangrijke voorwaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze conclusies te twijfelen.
9. Uit het dossier volgt dat eisers schuldenproblematiek op 6 februari 2019 niet is opgelost, in tegendeel, deze is alleen maar toegenomen. Ter zitting heeft eiser desgevraagd bevestigd dat de begeleiding door [# 2] is beëindigd zonder afbetaling van de schulden. Hoewel op 6 februari 2019 het schuldsaneringstraject van [# 2] nog niet definitief was beëindigd, kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat er op dat moment geen concreet zicht (meer) was op een geslaagde schuldsanering. Verder volgt uit het dossier dat eiser zelf niet in staat is een adequaat bedrijfseconomisch en financieel beleid te voeren en dat hij hiervoor op het moment van het primaire besluit geen ondersteuning (meer) had. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat er geen adequate hulp beschikbaar was en dat hem dat niet te verwijten valt. Uit de informatie van ‘ [# 3] ’ en van de opvolgende bewindvoerder volgt genoegzaam dat de ondersteuning vanwege eisers opstelling en handelswijze is beëindigd. Dat leidt tot het oordeel dat verweerder het bedrijf van eiser op 6 februari 2019 dan ook terecht niet levensvatbaar heeft geacht in de zin van artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004. Eisers aanvraag is op goede gronden afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.