Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser sub 1]
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…)
10.(…)
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit twee personen, de terugbetaling van een borgsom van € 1.500,00 die zij aan gedaagde hebben betaald in het kader van een huurovereenkomst voor een woonboot. De eisers stellen dat zij het gehuurde in dezelfde staat hebben achtergelaten als waarin zij het hebben aangetroffen en dat gedaagde de borg niet heeft terugbetaald. Gedaagde heeft daarentegen een tegenvordering ingesteld, waarin hij stelt dat hij de borg heeft verrekend met achterstallige huur en schadevergoeding voor onderhoudskosten die hij heeft moeten maken na het vertrek van eisers. De kantonrechter heeft op 15 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 31 januari 2018 is geëindigd en dat eisers geen huur verschuldigd waren voor januari 2018. De kantonrechter heeft de vordering van eisers tot terugbetaling van de borg toegewezen, maar heeft de tegenvordering van gedaagde afgewezen, met uitzondering van een klein bedrag voor onderhoudskosten aan de rioolpomp en geyser, die voor rekening van eisers kwamen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.344,21 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 april 2018, en heeft de proceskosten aan gedaagde opgelegd.